Blogs van Marcellino
Deze blogs staan ook op onze facebookpagina, daar kun je reageren: www.facebook.com/metzorg.
16 januari 2023
De blinde vlek
In ziekenhuis Nij Smellinghe in Drachten hebben ze een gang omgedoopt tot the Wall of Nursing, dat wil zeggen dat ze geprobeerd hebben het emancipatieproces van verpleegkundigen uit te smeren op een muur. Of zoals het ziekenhuis het zelf omschrijft: ‘Op de muur kun je zien en lezen welke ontwikkelingen het verpleegkundig vak heeft doorgemaakt. En is voelbaar wat de impact van verpleegkundigen is binnen de zorg!’
Ik zoom in op een foto ervan en herken op de negen foto’s die er hangen Florence Nightingale, Els Veder-Smit, Tommie Niessen en Marieke Schuurmans. Op een andere foto zie ik onder meer een vitrinekast met een ouderwets uniform met ernaast het jaarverslag van de VAR.
Omdat Drachten erg ver weg is vanwaar ik woon en ik niet weet of de hele Wall op de foto’s staat, vraag ik het voor de zekerheid even na bij een van de initiatiefnemers: ‘Hebben jullie eigenlijk ook de periode 1988 tot 1991 belicht, over de actiegroep Verpleegkundigen en Verzorgenden in Opstand (VIO, later VVIO) en de witte woede?’ ‘Nee’, krijg ik als antwoord, ‘maar wellicht gaan we daar bij een volgende wissel van de expositie aandacht aan besteden.’
Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen, maar stel je voor dat er een grote tentoonstelling wordt georganiseerd met werken van Vermeer en dat ze vergeten het Meisje met de parel op te hangen…. Een gemiste kans. Of is het een blinde vlek? Die opstand die toen plaatsvond, ontstaan vanaf de werkvloer zelf, hoe kun je die in het emancipatieproces van onze toch al zo bescheiden beroepsgroep weglaten?
Het is namelijk geen voetnoot in de geschiedenis, laat ik het iedereen nog weer even in herinnering brengen. In 1988 richtten boze verpleegkundigen en verzorgenden de actiegroep VVIO op, als protest tegen het feit dat de bestaande vakbonden te weinig voor hen opkwamen. Massale demonstraties, stakingen en acties volgden en daarmee dwongen ze verbeteringen af, in salaris, onderwijs en positie. De VVIO haalde de vakbonden links en rechts in en wist de gevestigde macht, de werkgeversorganisaties en politici, onder druk te zetten. Als gevolg daarvan kwam in 1991 het rapport In hoger beroep van de Commissie Werner uit, waarin 21 aanbevelingen stonden. Dit leidde onder meer tot de oprichting van de koepel Landelijk Centrum Verpleging en Verzorging (LCVV) – het latere V&VN – en het instellen van verpleegkundige adviesraden in de ziekenhuizen.
Inmiddels zijn we 34 jaar verder en is de VVIO amper terug te vinden in de geschiedschrijving. En ik wil geen zeurpiet lijken, want ongetwijfeld zijn er heel veel goede dingen gebeurd en is er veel in positieve zin veranderd. Maar de positie van verpleegkundigen en verzorgenden is (wetgeving over zeggenschap ten spijt) absoluut nog steeds niet wat ie moet zijn. Ik noem twee voorbeelden waar dat uit blijkt uit de afgelopen twee weken. ‘De wereld is gewend te luisteren naar chirurgen, niet naar verpleegkundigen’ kopte de Volkskrant onlangs in een mooie reportage over hoe een arts en een verpleegkundige in het Groene Hart Ziekenhuis een cultuurverandering proberen door te voeren. Een cultuurverandering, nu pas?!?? Een andere verpleegkundige, Jennifer Bergkamp, postte onlangs op LinkedIn een treurig verhaal over dat zij van de zorgverzekeraar niet meer zelfstandig incontinentiemateriaal mag bestellen voor een terminale patiënt. De zorgverzekeraar wil namelijk eerst zelf een intakegesprek voeren met haar terminale patiënt. Geef de zorg terug aan de professionals, roept Jennifer terecht op.
Overigens, niet alleen op de muur van ziekenhuis Nij Smellinghe ontbreekt de VVIO, het verpleegkundig en verzorgend onderwijs heeft dezelfde blinde vlek; ook hier wordt geen aandacht besteed aan deze bijzondere periode. 71% van de 889 verpleegkundigen en verzorgenden die reageerden op een poll van De Verpleegkunde Podcast – Taboe Doorbreken gaf aan dat er tijdens de opleiding geen aandacht aan werd en wordt besteed.
Het is echt een gemiste kans, want je leert immers van de geschiedenis. Je leert er bijvoorbeeld van dat er in 1989 collega’s waren die de mouwen opstroopten en het conflict aangingen en dat dat effect had. Nu, 34 jaar later, is het meer dan ooit van belang dat verpleegkundigen en verzorgenden hun stem laten horen. Toevallig werd ik onlangs gevraagd een verhaal te vertellen over de witte woede in de Verpleegkunde Podcast – Taboe doorbreken. Ik deel hem hierbij graag, waarmee ik een begin maak met het wegpoetsen van de blinde vlek. Misschien dat ze er in Nij Smellinghe er nu ook snel werk van maken!
Marcellino
Redactie: Fransiska
6 januari 2022
Met de wensambulance naar het ziekenhuis
De Stichting Ambulance Wens Nederland (waarvan de oprichter, Kees Veldboer, vorig jaar veel te jong overleed) vond en vind ik een prachtige organisatie. Ze vervullen de laatste wensen van terminale, immobiele patiënten en gaan met hen in een speciaal daarvoor ontwikkelde ambulance naar bijvoorbeeld de zee, op kraambezoek, naar een bruiloft, een museum of manege.
Persoonlijk kende ik niemand die er gebruik van had gemaakt, tot mijn nichtje onlangs een wensambulance inschakelde voor Fred, mijn oudste broer. Het was namelijk zijn wens om nog eens terug te gaan naar het Radboudumc in Nijmegen, waar hij langer dan dertig jaar werkte, als verpleegkundige. Dat het je laatste wens is nog eens een kijkje te nemen op je oude werkplek, zoveel kun je dus van je werk houden. En dat deed mijn broer.
Als vijftienjarige reed hij al mee op de ambulance; hij moest ervoor zorgen dat de patiënt plat bleef liggen. Hij leerde het vak vanuit de praktijk en met wat losse cursussen, zo ging dat vroeger, totdat hij uiteindelijk de A-opleiding moest hebben afgerond om zijn vak te kunnen blijven uitoefenen. Hij werd na deze opleiding een gewaardeerde vaste kracht op de spoedeisende hulp van het Radboud. Het vak paste goed bij Freds rusteloosheid, hij stond altijd klaar om uit te rukken en mensen te redden. Dat combineerde hij ook nog eens met zijn werk als vrijwilliger bij de brandweer. Fred heeft duizenden patiënten opgevangen, eerst op de ambulance en later op de spoedeisende hulp. Ik ben twee keer met hem op de ambulance meegereden om ervaring op te doen en Ik heb veel van hem geleerd. Hij was deskundig en doortastend en sociaal en zacht tegelijkertijd.
De deuren gingen open, de wensambulance reed de spoedeisende hulp van het Radboudumc binnen. Mijn broer werd warm onthaald door oud-collega’s, er was een rondleiding over de afdeling, we dronken koffie in de koffiekamer, er werden oude en sterke verhalen opgehaald en steeds weer kwam er een oud-collega binnen die mijn broer kwam begroeten.
Het hoogtepunt was een bezoek aan het heli-dek, waar een traumahelikopter klaarstond, die speciaal voor mijn broer naar het Radboudumc was gedirigeerd. Een bevlogen verpleegkundig bemanningslid bleek dit te hebben geregeld, hij vertelde dat Fred mede aan de wieg gestaan had bij het inrichten van het trauma(heli)team en dat hij de plek van Fred had ingenomen toen deze in 1999 arbeidsongeschikt raakte.
Nadat Fred even achter de stuurknuppel had gezeten en weer op de brancard lag, steeg de traumahelikopter op. En toen maakte hij in de lucht een diepe buiging voor mijn broer. Het was een mooi en emotioneel moment, waarbij een van de beste verpleegkundigen van Nederland bedankt werd voor zijn werk.
Daarna was het voorbij, de wensambulance stond klaar voor vertrek. Fred liet vele jaren werk achter zich, zijn oud-collega’s zwaaiden hem uit, er werd niets gezegd, elk woord was overbodig geweest.
Op mijn beurt maak ik een diepe buiging naar de mensen van de Stichting Ambulance Wens. Hopelijk kunnen ze nog heel veel laatste wensen vervullen.
Marcellino
Redactie: Fransiska
2 september 2021
De fiets
De hele zomer lang zag ik op een verlaten plein van een middelbare school een verweesde fiets staan. Ik stelde me voor dat een van de leerlingen onverwachts een positieve eindexamenuitslag had gekregen en in de euforie z’n fiets vergeten was. Of was hij gezakt, is hij huilend in de auto van z’n ouders gestapt en heeft hij de fiets daarom achtergelaten? Zo’n fiets alleen in een lege fietsenstalling, ik werd er een beetje treurig van. En mijn stemming was al niet goed, ik maak me erg bezorgd over de lege blikken van mijn vrienden en vriendinnen die in de zorg werken. Het lijkt wel of ze lijden aan een soort van collectieve PTSS. Dat is geen wonder natuurlijk: hun werk is te lang te zwaar en te veel geweest.
Het is al jaren hetzelfde recept: een oplopend ziekteverzuim, een tekort aan zorgprofessionals, het feit dat de instroom van nieuwe zorgstudenten en de uitstroom zich in evenwicht houden, dat zijn de standaardingrediënten. Doe daar nu een mislukt sausje bij, gemaakt door de commissie-Terpstra die er drie jaar voor nodig had om geen oplossing te vinden voor het personeelstekort in de zorg. Voeg daar de uitspraken van een bestuurder van een academisch ziekenhuis aan toe, die zegt dat actievoeren voor een betere CAO de patiënt raakt en de inhaalzorg in gevaar brengt en dat hij een loonsverhoging van 3% redelijk vindt. En blus het af met het gegeven dat tijdens de formatie de problemen van de zorg helemaal niet op de agenda staan. Het is zo onsmakelijk allemaal.
Ik wil het woord inhaalzorg niet meer horen. Laten we het eerst eens hebben over de inhaalpauze, inhaallunch, inhaalkoffiepauze, inhaalpersoneelsuitje, inhaalvrije dagen, inhaalvakantie, inhaalbegrip, inhaalsalaris, inhaalscholing, inhaalcongres, inhaalstoelmassage, inhaal-CAO. Dat kost natuurlijk geld, maar is er nou niemand zo uitgekookt om hiervoor subsidie aan te vragen uit het potje van het Europees Herstelfonds, waar 750 miljard euro in zit? Dat is bedoeld om de economische klap van het virus op te vangen, en moet gebruikt worden voor ‘verstandige hervormingen met nadruk op duurzaamheid’. Bingo, lijkt me.
Afgelopen zondag zag ik dat de fiets niet meer op het schoolplein stond. Maandagochtend fietsten opgewonden brugpiepers met een te grote rugzak op voorbij, op weg naar hun eerste schooldag. Het gaf me een blij gevoel, wat is het toch heerlijk om onbevangen te beginnen aan een nieuw avontuur. En wat gun ik dat de verpleegkundigen en verzorgenden: dat ze weer onbezorgd aan hun werkdag kunnen beginnen.
Marcellino
Redactie: Fransiska
(foto: pixabay.com)
10 juni 2021
Een tweede kans voor Sywert?
Sywert van Lienden beloofde snel en belangeloos kwalitatief goede mondkapjes te leveren voor het zorgpersoneel. Nou is deze beroepsgroep eraan gewend dat beloftes niet nagekomen worden. En dus verdiende Sywert per ongeluk 9 miljoen aan grafeen bevattende mondkapjes. Dat mensen het een beetje veel vinden, dat snapt Sywert, zegt hij: ‘…vooral diegenen die zich in de zorg dood buffelen voor een karig salaris’.
Het zou natuurlijk eerlijk zijn als hij ons belastinggeld gewoon terugstort, maar misschien is het logischer als hij het bedrag rechtstreeks schenkt aan diegenen die hij wilde opzadelen met giftig beschermingsmateriaal. Dus een soort van smartengeld voor alle verpleegkundigen en verzorgenden die op hun tandvlees lopen, hun zorgbonus gehalveerd zagen worden en die nu weer onder druk staan omdat ze onder andere 140.000 operaties moeten helpen inhalen. Een groot deel van hen heeft fysieke en mentale klachten, kampt met boosheid, piekeren en vermoeidheid. Ze zijn toe aan vakantie, verlaging van de werkdruk en extra collega’s.
Ik denk dat er van die 9 miljoen heel goed een aantal opvanghuizen aan zee gebouwd kunnen worden. All inclusive uitdeukcentra voor verpleegkundigen en verzorgenden, waar hun wonden en de littekens die ze hebben opgelopen worden geduid en behandeld. Zodat ze behouden kunnen blijven voor de zorg.
Daarmee punnikt Sywert symbolisch een groot vangnet van die 40 miljoen omstreden mondkapjes, met de boodschap: Als je nu de zorgmedewerkers niet goed opvangt, zijn ze er dadelijk niet meer. Daarmee zou hij zijn slogan ‘Voor onze zorghelden’ toch nog waarmaken.
We moeten dan wel een sollicitatieprocedure starten voor iemand die die opvanghuizen gaat schoonmaken.
Ik denk dat Sywert een goede kans maakt.
Marcellino
Redactie: Fransiska
12 mei 2021
S(t)imuleren
Ik heb 14 jaar In de psychiatrie gewerkt, dus ik heb tijdens mijn verpleegkundige carrière aardig wat simulanten meegemaakt, die ik overigens zeer serieus nam. Zo nam ik ooit iemand op die zei dat zij blind was maar wel kon zien, iemand die verlamd was maar wel kon lopen en iemand met een wond die maar niet dichtging. Iemand met een schijnziekte wordt maar al te gauw voor aansteller uitgemaakt, wat geheel onterecht is, want als iemand iets voorwendt dan is daar een reden voor. Het is best ingewikkeld die onverklaarbare onbegrepen ziektes, het gaat niet altijd om ziektevrees. Gelukkig zijn er nu speciale poli’s en spreekuren voor.
Toen ik nog in het verpleeghuis werkte, overdreef ik tijdens mijn nachtdienst ook wel eens de klachten van een patiënt, om er zeker van te zijn dat de dienstdoende arts uit zijn bed kwam. Dan simuleerde ik zelf vol overgave, voor de patiënt. Maar voor mijzelf kan ik dat ook goed: als ik een afspraak maak bij de huisarts overdrijf ik per ongeluk heel erg waar ik last van heb. Zonder dat ik het wil, heb ik dan opeens een levensbedreigende ziekte en mag ik gelijk komen met mijn ingegroeide teennagel.
In de afgelopen maanden vielen mijn werkzaamheden als congresorganisator nagenoeg stil. Dus ik gaf me op voor ‘Extra handen voor de zorg’. Ze hadden echter geen werk voor me, waarschijnlijk omdat ik geen BIG-registratie meer heb (waar veel patiënten blij mee zijn vermoed ik). Even overwoog ik me op te geven als verkeersregelaar (ik heb nou eenmaal een zwak voor zo’n fluorescerend pak) op een test- of vaccinatielocatie. Maar toen kwam er iets voorbij waar ik geen nee tegen kon zeggen: ik kon simulant worden op een ROC. Ik moet daar een praktijkleersituatie simuleren omdat er voor beginnende zorgprofessionals een gebrek aan stageplaatsen is. Het eerste jaar zien ze dus geen levende patiënten en dat is eigenlijk heel erg. Want we weten allemaal dat op de werkvloer aan het bed de liefde voor het vak ontstaat en dat als je er ongeschikt voor bent dat gelukkig heel snel duidelijk wordt.
Als simulant voer ik oefengesprekken, ik speel de boze en lastige patiënt, we oefenen tensie meten, rolstoelrijvaardigheden en tiltechnieken. Vorige week surfte ik tussen twee aspirant-verpleegkundigen in op mijn sokken over de gladde vloer, nadat ik na mijn middagdutje uit bed werd gehaald en ze mijn schoenen vergaten aan te doen. We kregen allemaal de slappe lach en realiseerden ons tegelijkertijd dat deze fout nooit meer gemaakt zal worden. In de nagebouwde huiskamer kreeg ik als demente meneer een kopje koffie met een in plastic verpakt koekje aangeboden, dat ik gelijk in zijn geheel in mijn mond stopte, per slot van rekening moet ik ze wel scherp houden.
En terwijl alle verpleegkundigen en verzorgenden in deze vreselijke tijd uitgeput In de touwen hangen en ik alleen nog maar negatieve scenario’s kan bedenken over de toekomst van het mooiste rotberoep, merk ik dat ik van deze aanstormende zorgtalenten goede zin krijg. Want deze leerlingen worden straks heel goede verpleegkundigen en verzorgenden. Ze komen er aan.
Maar dan is het wel belangrijk dat we ons beroep weer een toekomst geven en aantrekkelijk maken voor jonge mensen, die zo hard nodig zijn. De onverklaarbare en onbegrepen imagocampagnes hebben tot nu toe amper effect gehad. Ik ben het dus heel erg eens met deze protestsong, die speciaal gemaakt is voor de Dag van de Verpleging 2021. Stimuleer de instroom door de deskundigheid van alle verpleegkundigen en verzorgenden te belichten.
https://www.youtube.com/watch?v=JcWK6dTxVDQ&t=5s
Marcellino
Redactie: Fransiska
22 december 2020
Klap op klap op klap…
Het was te verwachten dat er een keer een eind zou komen aan de heldenverering, maar om nou te zeggen dat je daarmee als zorgverlener had kunnen zien aankomen dat het applaus naadloos over zou gaan in klappen die uitgedeeld worden door familieleden die zich niet wensen te houden aan de coronamaatregelen, nee, dat is toch echt het andere uiterste. En er was die directe rechtse van de coalitie, die niet wenst in te stemmen met een (terechte) salarisverhoging. En dat terwijl het werk, ook al weet je nu beter wat je te wachten staat, onveranderd zwaar en heftig blijft.
Wat zou het dus fijn zijn als je nu wat extra steun zou krijgen, juist nu de tweede golf aanzwelt, het virus besmettelijker (b)lijkt en voor deze coronakerst de verloven zijn ingetrokken. Dat je bijvoorbeeld te horen krijgt dat alle loterijen besloten hebben al hun prijzengeld beschikbaar te stellen aan de zorg. Met een fantastisch prijzenpakket, bestaande uit:
– Een uitgebreide barbecue, met alle collega’s die de afgelopen periode een burn-out hebben opgelopen, onder het motto ‘Vurig verlangen naar rust’
– Een week zeilen met de collega’s waar je altijd ruzie mee hebt onder het motto ‘Wie gaat er overstag?’
– Een jaar lang een speciale boodschappenbezorgdienst, die behalve de boodschappen ook de was en de strijk voor je doet, onder het motto ‘Uit de kreukels liggen‘ en die als je geen tijd hebt om te koken, ook dát van je overneemt onder het motto ‘Van de kook’
– Een jaar lang gratis kinderopvang, gratis oppas en fikse korting op bioscopen en theaters, onder het motto ‘Eindelijk tijd voor je partner’
– Een vaste chauffeur voor in de thuiszorg zodat je de vermaledijde administratie op de achterbank kunt doen, onder het motto ‘Schrijvend inhalen ‘.
Ja, dat zou wat zijn, maar de hoofdprijs wordt dan natuurlijk die Eigen CAO Voor Verpleegkundigen En Verzorgenden. Niet voor niets adviseerde de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) in hun pas uitgebrachte rapport ‘Applaus is niet genoeg’ precies dat: een aparte cao, waardoor er beter rekening gehouden kan worden met jullie arbeidsvoorwaarden. Hiermee ligt een categorale cao binnen bereik, en die kan ervoor zorgen dat de uitstroom ingedamd wordt, het ziekteverzuim omlaag gaat, het plezier in het werk weer terugkomt, een burn-out voorkomen wordt, er carrièreperspectief ontstaat, er een passend loon uitbetaald wordt, de werkdruk verlaagd wordt, er tijd en geld is voor goede opleidings- en scholingsmogelijkheden én dat je zeggenschap krijgt over je vak.
Maar nu is het dus wel zaak dat we er voor zorgen dat dit advies van de RVS niet ergens in een la verdwijnt. Alleen al omdat het maar de vraag is of de traditionele, sectorale bonden het advies zullen steunen, die weigeren namelijk al jaren categoraal te denken, omdat ze bij het onderhandelen over een nieuwe zorg-cao de 300.000 verpleegkundigen en verzorgenden nodig hebben. Want die zijn namelijk sympathiek en onmisbaar. En die gebruiken ze dus als breekijzer om voor de gehele sector verbeteringen af te dwingen.
Terwijl een categorale cao nou juist dat ene, voortdurend genoemde argument van tafel veegt; het argument dat structurele verbeteringen te duur zijn, want ‘we hebben het over 1,3 miljoen zorgverleners’. Met een eigen cao praat je niet over 1,3 miljoen maar over 300.000 werknemers, en dus over veel minder kosten. Bovendien kunnen er veel gerichter afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld zeggenschap en ontwikkelmogelijkheden.
Dit zou de belangrijkste stap in de geschiedenis van de verpleging betekenen; eindelijk zal er sprake zijn van een duidelijke positionering van het beroep en dat was nou precies wat er nog ontbrak aan het indrukwekkende proces van professionalisering sinds Florence Nightingale. Dát zou pas echt een mooie en verdiende klap zijn, die nog lang zal nadreunen.
Marcellino
Redactie: Fransiska
Foto: Pixabay.com
16 juli 2020
Spierballen
De Franse regering, zo lazen we afgelopen week, trekt 7,5 miljard euro uit voor hogere salarissen in de zorg, wat resulteert in een structurele salarisverhoging van € 183,- per maand. Geen idee wat een verpleegkundige in Frankrijk nu verdient, maar we kunnen toch wel spreken van een jaloersmakende, historische en adequate Franse slag. En wij hier in Nederland maar wachten op de verdeling van die langverwachte bonus. Want toen die eindelijk werd aangekondigd, daags nadat de coalitiepartijen in de Tweede Kamer de structurele loonsverhoging hadden weggestemd, bleek het een explosief dat in je handen kan ontploffen: hij is alleen bedoeld voor verpleegkundigen, verzorgenden en ondersteunend personeel en de werkgevers moeten zelf gaan bepalen wie ‘m krijgt. De werkgevers begrepen het gelijk: dit kunnen we nooit goed doen, we moeten nog een héél eind verder met onze mensen, en dus schoven ze de hete aardappel terecht terug naar de minister. Want niemand zal het eens zal zijn met welke verdeling dan ook, de zorg is echt alleen gebaat bij een structurele salarisverhoging, erkenning, invloed en scholing om zo een intrinsieke wervingskracht te ontwikkelen en het dramatische tekort aan zorgpersoneel enigszins op te lossen.
Waarna De Jonge liet weten dat de kaders blijkbaar ontbreken voor deze blijk van waardering en dankbaarheid en dat VWS dit verder zou gaan inkleuren voor het zomerreces. Ik dacht toen gelijk: die kleurplaat was een stuk makkelijker geweest als je meteen voor een structurele salarisverhoging was gegaan. En ik dacht daarna: hopelijk krijgt V&VN niet de taak om de bonussen te verloten… Inmiddels is het zomerreces begonnen, zijn de kleurpotloden blijkbaar opgeruimd en denk ik: het gebeurt weer, een pijnlijk besluit dat de zomer in geduwd wordt. Slim, want als iedereen op (corona)vakantie is, verdampt de boosheid vanzelf.
Dus wat nu? Hoe blij iedereen ook aanvankelijk was na drie maanden wachten, het besef groeit dat die bonus niet meer dan een zoethoudertje en een fopspeen is. Maar wordt daar vervolgens tegen geprotesteerd? Wanneer gaan jullie het signaal afgeven dat dit de zoveelste belediging is en je het echt niet langer pikt?
Een jaar geleden maakte het conflict rondom de wet BIG 2 duidelijk dat de verpleging wel degelijk spierballen heeft. De actiegroep BIG2 in de overgang, actief op facebook, verenigde kritische verpleegkundigen en zij brachten terecht V&VN aan het wankelen, omdat die het contact met de werkvloer totaal verloren was. Het was het begin van een veenbrand die voortwoekerde, waardoor ook de traditionele bonden zich achter de oren krabden. Met duizenden volgers, delers en likers balde de actiegroep een digitale vuist, die zo hard op tafel knalde dat Bruins door de knieën ging, en de wet BIG 2 binnen no time van de baan was.
Alleen: toen de boosheid omgezet werd in werkelijk actie voeren, zoals de straat opgaan en demonstreren, kwam dat niet verder dan een tamelijk krachteloos megafoonprotest, en waren er eigenlijk te weinig mensen, zeker als je bedenkt dat er bijna 400.000 verpleegkundigen en verzorgenden werkzaam zijn. Waar is dan toch de rest, denk je dan… En dat is in deze huidige periode helemaal zichtbaar: zijn er protesten, staat er praktisch niemand. Gelukkig moet je 1,5 meter afstand houden, dan lijkt het nog ergens op, en er zijn ongetwijfeld heel veel afwezige verpleegkundigen en verzorgenden die echt een heel goed alibi hadden die met de coronacrisis te maken had, en die echt alleen in staat waren hun boosheid via een duimpje op sociale media te laten blijken.
Maar ik hoop zo dat jullie één ding met elkaar afspreken: dat jullie na de zomer, op 5 september, massaal laten zien waar jullie voor staan. Principes, idealen, standpunten en eisen hoeven niet ingeleverd of verdund te worden, op 5 september, uitgeroepen tot landelijke actiedag, gaat het gebeuren: het leger volgers, likers, delers, reageerders en reaguurders staat ook op, gaat de straat op en maakt een gezamenlijke vuist die doordreunt tot aan Prinsjesdag.
1 dag een wapenstilstand tussen de verschillende facebookgroepen
1 dag een monsterverbond tussen de FNV, CNV, Nu91 en V&VN
1 dag PvdA, SP, GroenLinks die niet aan de verkiezingen denken.
Huur de Arena af en alsjeblieft: geen gehos en gezang, maar bevolk de tribunes op 1,5 meter, laat je neervallen op het veld, vorm het woord help, toon je spierballen en maak mooie opnames vanuit de lucht alsof het gaat om de opening van de Olympische spelen.
Ik wens jullie allemaal een welverdiende vakantie; ontspan, lach, slaap, drink, wandel en verwonder. Rust goed uit, en kom voor je vak vechten op 5 september!!
Marcellino
Redactie: Fransiska
Afbeelding van Ben Kerckx via Pixabay
24 juni 2020
Klaprozen
Die waardering voor de zorg tijdens de coronacrisis, dat is eigenlijk hetzelfde als een veld klaprozen. Zo’n veld schittert in de zon, overweldigt en ontroert je, maar een dag later kunnen de bloemen ineens uitgebloeid zijn. En als je ze plukt vallen de blaadjes in no time uit. Ik plukte toen ik klein was een bosje voor mijn moeder, maar toen ik ermee thuiskwam had ik alleen de steeltjes nog maar vast.
Het lukte de Tweede Kamer maar niet om die motie aan te nemen voor betere arbeidsvoorwaarden en een beter salaris voor zorgmedewerkers. Tot twee keer toe staakten de stemmen, dus die derde stemming kon best spannend worden, er hoefde tenslotte maar één iemand in de file te staan of ziek te zijn. Er wordt vanwege coronadesinfectiemaatregelen in drie groepen na elkaar hoofdelijk gestemd, wat het geheel doet denken aan een voetbalwedstrijd met verlengingen, dus ik pakte een biertje en een zak chips en ging er maar eens goed voor zitten.
Ik probeerde me te concentreren op de Kamerleden van het CDA en de CU, die het belachelijke argument hanteren dat de politiek niet over loonsverhogingen gaat, terwijl het kabinet nou juist het budget daarvoor vaststelt. D66 is van mening dat er geen geld voor is, terwijl er miljarden naar de KLM en andere grote bedrijven gaan. De VVD is sprakeloos en zoekt nog steeds naar argumenten, zij hebben het nog nooit opgenomen voor de zorg, integendeel, zij hebben de zorg structureel uitgekleed en kapotbezuinigd.
Onhoorbaar werden de stemmen uitgebracht, ik zette het geluid knoerthard aan, maar dat hielp niet. Ik zag wel dat Asscher veel te laat binnenkwam. Had Renske Leijten de vorige keer de uitslag kunnen bepalen als ze op tijd was geweest, is het weer een van de indieners van de motie die zo blundert, ongelofelijk… Ik kon onmogelijk het woord ‘voor’ en ‘tegen’ van elkaar onderscheiden en ik dacht: waar is doventolk Irma? Ik zag nergens een scorebord, geen herhalingen of slow motions – onhoorbaar en onzichtbaar voltrekt zich de democratie. Ben niet goed in liplezen maar probeerde dan maar de lichaamstaal te begrijpen, en opeens dacht ik tranen te zien opwellen bij een aantal zogenaamd barmhartige CDA’ers en toekomstgerichte D66’ers. Zie je wel, dacht ik, ze willen niet tegenstemmen, maar worden door de partij daartoe gedwongen … of komt het door die desinfectiemiddelen die overvloedig rond gesprayd worden? En toen was het opeens voorbij, Arib noemde het nummer van de motie en zei: “71 stemmen voor en 73 tegen, de motie is verworpen…”
Wat het allemaal extra pijnlijk maakt, is dat deze week bekend werd dat als de vele overuren die zorgverleners moesten maken, uitbetaald worden, dit ten koste kan gaan van toeslagen die ze krijgen voor bijvoorbeeld huur en kinderopvang. Het kan dus goed zijn dat ze voor niets hebben gewerkt! De staatssecretaris suggereerde dat men die uren dan maar in de vorm van vakantiedagen mee moet nemen naar volgend jaar. Nou hoop ik maar dat ze zo slim zijn die bonus, die al drie maanden op zich laat wachten, belastingvrij uit te keren. Want deze week kwam de SER met het bericht dat er een enorm tekort aan zorgmedewerkers dreigt, en uit een enquête van NU’91 bleek dat bijna 40% van de ondervraagde verpleegkundigen erover denkt een andere baan te gaan zoeken. Dus overuren in ruil voor vakantiedagen? Is er dan nog iemand die die diensten over kan nemen??
In het gebouw van het ministerie van VWS hangen tientallen posters met ‘Ik Zorg.’ aan de muur, behorende bij de imagocampagne waarmee het ministerie en werkgeversorganisaties 125.000 nieuwe zorgmedewerkers wilden aantrekken. De ministers en staatssecretaris van Volksgezondheid laten zich er graag en trots interviewen. Het wordt tijd dat we de posters actualiseren en er met een stift tranen en blauwe plekken op aanbrengen. Of beter nog: maak die poster na, met een foto van hoe jij je nu voelt en post m op social media. Ik heb er alvast twee gemaakt, met foto’s van ZorginBeeld die ik voor dit doel mocht gebruiken 😊.
Om iedereen te ‘bedanken’ voor wat jullie tot nu hebben gekregen: veel geklap, 2000 verkeerd verlote vliegtickets, een haring, niet-uitbetaalde overuren, kortom … een bosje geplukte klaprozen.
Marcellino
Redactie: Fransiska
__________
11 juni 2020
Vergeethuizen
In de spoelkeuken van een ziekenhuis annex verpleeghuis, daar begon mijn zorgcarrière. Ik stroomde vanuit die keuken door naar het verpleeghuis, dat als een soort wormvormig aanhangsel aan het ziekenhuis vastzat. Met mijn toelating tot de verpleegkundige A-opleiding in de hand ging ik de opleiding tot ziekenverzorgende doen, en daar heb ik nooit spijt van gehad; het bleek een in gewapend beton gegoten fundament voor de functies en opleidingen die ik daarna uitgeoefend en gevolgd heb. Het ziekenhuis en het verpleeghuis bleken twee totaal verschillende werelden te zijn. Onwennig zocht ik er mijn weg, de verschillen werden streng bewaakt en het was een waterscheiding waar ik maar weinig van begreep. Zo kwam ik erachter dat het wel of niet honoreren van een groet te maken had met het speldje dat je droeg. Toen ik op een dag een kop koffie over mijn hagelwitte uniform knoeide, moest ik mijn dienst vervolgen in een doktersjas en kreeg ik spontaan vele begroetingen en knikjes, waardoor ik het idee kreeg dat werken in een verpleeghuis minder belangrijk was.
Tijdens de coronacrisis zagen we vooral heroïsche beelden vanaf de intensive-careafdelingen in de ziekenhuizen, met als maanmannetjes verklede verpleegkundigen en sciencefictionachtige beelden van piepende monitoren en beademingsapparaten, het gaf ons het gevoel dat het virus te overwinnen was en dat er mensenlevens gered konden worden, zó zag de bestrijding van een pandemie eruit. Genezen patiënten werden onder groot applaus het ziekenhuis uit begeleid. Maar de meest kwetsbaren in onze samenleving, de 120.000 mensen die in een verpleeghuis wonen, bleven buiten beeld. Die werden opgesloten, bezoek werd hun onthouden, genezing was niet aan de orde.
Alle beschermingsmiddelen waren op, het ziekenhuis ging immers voor? Een ic-verpleegkundige zonder mondkapje is ondenkbaar, een verzorgende zonder mondkapje is: jammer, maar helaas. Omdat er ook nog eens niet getest mocht worden, zal het altijd onduidelijk blijven wie de grootste verspreiders van het virus in de verpleeghuizen zijn geweest: de zorgmedewerkers die onbeschermd en ongetest, ja zelfs als ze verkouden waren, aan het werk moesten én gingen, of de familieleden. In paniek is de familie toen maar de toegang ontzegd. De pijn en radeloosheid moeten groot (geweest) zijn; om zoveel patiënten, waar je als zorgverlener een band mee hebt, te zien overlijden. En dat ook nog nadat je de familie op afstand hebt moeten houden: “Uw moeder ligt op sterven, maar u mag er helaas niet bij zijn”. Achtergesteld, vergeten, overgeslagen, weggezet, onbeschermd, niet getest en opgeofferd, zo moeten ze zich voelen.
Als er één ding is dat we moeten leren van deze crisis is het dit: de kwetsbaarsten van onze samenleving en de mensen die voor hen zorgen, verdienen dit niet. Laat dit niet meer gebeuren. Laat de verpleeghuizen nooit meer vergeethuizen worden.
Marcellino
Redactie: Fransiska
__________
20 mei 2020
Bloemkooltje
Lang geleden draaide ik een week lang zware nachtdiensten met onverwachte sterfgevallen, en door ziekte van een collega moest ik ook nog een nacht extra werken, kortom, het was echt te veel van het goede. Na die laatste nacht ging ik nog even snel boodschappen doen. De groenteboer, waar ik altijd een praatje mee maakte, gaf me gratis een klein bloemkooltje mee en toen ik weer buiten stond, rolden de tranen over mijn wangen. Ik was enorm ontroerd door het gebaar, terwijl die groenteboer natuurlijk marketingtechnisch gezien gewoon aan vasteklantenbinding deed.
Nu het coronavirus enigszins en althans voorlopig bedwongen lijkt, komt er ook een eind aan ‘de wittebroodsweken van de traumaperiode’, zoals psycholoog Huub Buijsen het zo treffend omschrijft: een zware periode waarin mensen tot het uiterste op de proef worden gesteld en zoveel saamhorigheid bereiken, dat ze daar later soms met weemoed aan terug kunnen denken (VK 16-4-2020). Als die wittebroodsweken voorbij zijn, verplaatst de aandacht zich, raakt de adrenaline op en worden de pijn, het verdriet en de vermoeidheid voelbaar. En terwijl verpleegkundigen en verzorgenden zich nu eigenlijk moeten opmaken voor een tweede coronagolf, zullen velen van hen zich voelen als een soldaat die terugkeert van het front: emotioneel, geprikkeld en oververmoeid.
Op 14 mei opende Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib de Anna Reynvaanlezing, ze zei dat de coronacrisis duidelijk heeft gemaakt hoe vitaal en belangrijk verpleegkundigen en verzorgenden zijn. Maar ze zei ook: ‘Jullie hebben te lang hard gewerkt zonder daarvoor beloond te worden, het wordt tijd dat de waardering zichtbaar wordt gemaakt in jullie salarissen en werkomstandigheden, wij kunnen daar (…) niet meer omheen’.
Natuurlijk heeft een Kamervoorzitter geen politieke macht, maar ze zei het wel. Ook verzuchtte ze dat er niet zo hard gelobbyd wordt, terwijl andere beroepsgroepen elkaar in de weg lopen in Den Haag om miljoenen los te peuteren. Dat vond ik een nogal pikante opmerking, omdat V&VN, een van de medeorganisatoren van de lezing, zich er altijd op voorgestaan heeft dat ze een stevige lobby voert in Den Haag.
Op diezelfde dag nam de Duitse Bondsdag een pandemie-wet aan waarin vastgelegd is dat personeel van verzorgings- en verpleeghuizen een bonus krijgt van maximaal 1000 euro. Maar onze Tweede Kamer is al op 18 maart akkoord gegaan met een voorstel om al het zorgpersoneel een bonus te geven. Het kabinet zou gaan uitzoeken of dat mogelijk is. Heeft iemand daar al wat van gehoord?
De vraag dringt zich op of de verpleging daar zelf achteraan moet en kan gaan. Want zoals verpleegkundige Maartje Goverde in Intermediair zei: ‘We lopen op onze tenen en zijn overvraagd. Dan heb je ook geen energie meer om voor jezelf op te komen. Ik hoop dat de waardering voor de werkers in de zorg deze keer niet blijft bij mooie woorden.’
V&VN wist intussen 1000 vliegtickets binnen te slepen, te verloten onder 370.000 verpleegkundigen en verzorgenden, en nou ben ik dus bang dat alle uitgeputte zorgprofessionals ontroerd raken van die 0,27% winkans, net zoals ik toen van dat bloemkooltje…
Marcellino
Redactie: Fransiska
__________
6 mei 2020
Hou je mondkapje
Het magazijn van het oude ziekenhuis bevond zich in de kelder. Er was geen daglicht, een paar TL-lampen verlichtten de vele stellingkasten met voorraden verband en hulpmiddelen. Dirk, een bleke magere man met een grijze stofjas aan, was nogal op zichzelf en werkte er in zijn eentje. Wij noemden hem dan ook ‘de chef’. Als ik met een ondertekend bestelformulier aan het loket stond, had ik altijd het gevoel dat hij mij een lastige onderbreking van zijn werk vond. Hij had nooit wat je nodig had: of de bestelling was nog niet binnen of het was verkeerd besteld. Hij sloeg geen alarm toen er een lekkage was, maar ging toen het water vijf centimeter hoog stond op zijn tenen lopen. Vlak daarna was Dirk langdurig ziek of ontslagen. We deden een bijzondere ontdekking toen het magazijn werd opgeruimd: Dirk bleek nieuwe bestellingen voor op het schap te zetten, waardoor andere dozen verder en verder naar achteren geduwd werden. Het leek wel alsof we met een archeologische opgraving bezig waren, we vonden dozen vol met spullen die allang niet meer gebruikt of gemaakt werden, zoals zusterkapjes.
Ik moest aan Dirk denken omdat het Landelijk Consortium Hulpmiddelen het ook maar niet lukt om zijn magazijn op orde te krijgen. Ik zie zorgprofessionals in de thuiszorg en verpleeghuizen verknipte incontinentiematjes, koffiefilters en theedoeken gebruiken. Al dan niet gedwongen, maar altijd vanuit een grote betrokkenheid, gaan ze het mijnenveld in, en meestal zonder voldoende bescherming, om er te laat achter te komen dat ze zomaar opeens tot de slachtoffers kunnen behoren: bijna 14000 zorgverleners zijn besmet geraakt met COVID-19 , 458 zijn opgenomen geweest en 9 zijn eraan overleden. Inmiddels is het volgens mij daarom een beroepsziekte te noemen, vergelijkbaar bij letsel als gevolg van werken met asbest, chroom-6 of oplosmiddelen.
Twee chirurgen van het UMC Utrecht hebben het steunfonds Zorg na Werk in Coronazorg (ZWIC) opgericht, voor zorgverleners die ten tijde van de coronapandemie arbeidsongeschikt raken en om nabestaanden van overleden zorgmedewerkers financieel te ondersteunen. Inmiddels is er 3 miljoen opgehaald en het ministerie van VWS meldde triomfantelijk het opgehaalde bedrag te verdubbelen, tot een maximumbijdrage van 10 miljoen euro. Ik heb alle respect voor dit prachtige initiatief, maar het lijkt mij veel logischer dat cruciale, onmisbare zorgverleners die in de frontlinie werken en worden blootgesteld aan het virus en daardoor het risico lopen arbeidsongeschikt te raken, niet afhankelijk zijn van de vrijgevigheid van de Nederlandse bevolking, maar dat zij door de overheid worden gecompenseerd. En dat er geld vrijgemaakt wordt voor de opvang van de zorgverleners die langdurig onder grote stress hebben gewerkt, getraumatiseerd zijn, psychische klachten hebben of in het voorportaal van een burn-out terecht zijn gekomen. Zodat er bij een tweede coronagolf (die er hopelijk niet komt) nog genoeg zorgprofessionals aan het bed staan.
Dat er nog steeds een tekort is aan beschermingsmateriaal en dat je tegelijkertijd goede opvang voor zieke en getraumatiseerde zorgprofessionals afhankelijk maakt van een inzameling, dat vind ik schandalig. Een zogenaamd royaal gebaar van 10 miljoen maken, maar tegelijkertijd 650 miljoen over hebben voor het redden van de frietaardappelindustrie??? Ik ben boos en hou nu verder maar mijn mondkapje.
Marcellino
Redactie: Fransiska
__________
April 2020
Love Florence!
In elke imagocampagne van de verpleging die ik meegemaakt heb, komen de woorden ‘passie’ en ‘roeping’ voor, alsof elke verpleegkundige of verzorgende een Florence Nightingale is of moet zijn. ‘Uitstekend salaris’ of ‘veel invloed op beleid’ kwamen er niet aan te pas. Daarom schreef ik ooit de column Fuck Florence, om af te rekenen met het liefdewerk-oud papier. In de afgelopen weken is het echter niet de imagocampagne ‘Ik zorg’, maar de coronacrisis geweest die in één klap iedereen duidelijk gemaakt heeft waar verplegen en verzorgen voor staat. Dit vreselijke virus blijkt effectiever voor het imago dan welke campagne dan ook. We zien zorgverleners in de frontlinie, die niet zelden zonder beschermingsmiddelen hun patiënten en cliënten koste wat kost blijven verplegen en heftige en verdrietige momenten meemaken. Er worden vergelijkingen gemaakt met oorlogssituaties en daardoor moest ik deze week weer denken aan Florence.
Florence Nightingale werd wereldberoemd tijdens de Krimoorlog, want ze wist toen de Britse regering ervan te overtuigen dat soldaten niet overleden als gevolg van oorlogshandelingen, maar door een gebrek aan hygiëne (handen wassen dus!). Bovendien was ze de grondlegger van de moderne verpleegkunde, want na die oorlog dwong ze in 1856 stampvoetend de oprichting van een verpleegsterschool af en eiste ze dat de verpleging de positie kreeg die ze verdiende. Uitgerekend dit jaar, op 12 mei 2020, is het 200 jaar geleden dat Florence Nightingale geboren werd, en daarom riep de WHO dit jaar uit tot het jaar van de verpleegkundige. Dat was nog voordat het erop aan kwam, want nu staat iedereen pal voor jullie. Zorgverleners kregen al een groot applaus, een sireneserenade van brandweer en politie, bloemen, bonbons…
En nu zijn er plannen uitgelekt: op 12 mei, de Dag van de Verpleging, komt er een nationaal bedankmoment. Op die dag zal iedereen een laken uit het raam hangen. Om 7.00 uur, als de vroege dienst begint, spelen alle carillons ‘Ja zuster, nee zuster’. Tegelijkertijd wordt er vanaf de daken van brandweerkazernes met schuimkanonnen een witschuimende groet gegeven en wordt er in alle fonteinen wasmiddel gekiept, zodat ook die allemaal schuimend wit zullen kleuren. Kinderen zullen met witte ballonnen feestelijk zingend langs de instellingen lopen. Om lantaarnpalen en bomen worden gebreide witte dassen geknoopt. Iedereen zal in het wit gekleed gaan en om 12.00 uur zullen er vanaf kantoorgebouwen blanco A-viertjes gegooid worden. Ook zullen alle bruggen omhoog staan, gaan molens in de vreugdestand, maken traumahelikopters een pirouette en strooien vrachtvliegtuigen duizenden witte bloemen vanuit het luchtruim over Nederland uit.
De koning en koningin dragen een witte lelie als eerbetoon. Alle bakkers zullen tompoezen verkopen met een witte glazuurlaag. De luchtmacht zal om 15.00 uur met straaljagers witte harten vormen in de lucht boven de ziekenhuizen. Het programma ‘First date’ heet die dag ‘Nurse date’, want ja wie wil er nou geen verpleegkundige als partner? Alle radiozenders zullen om 20.00 uur het nummer ‘Zet een kaars voor je raam’ van Rob de Nijs draaien en als de zon ondergaat zal iedereen dat daadwerkelijk doen, als eerbetoon aan Florence en voor de onbekende zorgprofessional.
Hoe terecht het ook zou zijn, dit gaat natuurlijk niet op deze manier gebeuren. Maar laten we er dan in vredesnaam wél voor zorgen dat wanneer deze crisis voorbij en het applaus verstomd is, het niet alleen blijft bij een eervolle vermelding. Stel net als Florence stampvoetend je eisen, zoals:
– Een verpleegkundige in de directie
– Traumaopvang en coaching
– Behalve een bonus, een structurele salarisverhoging
– Uitbetaling van overuren in tijd en geld
– Loopbaanbegeleiding
– Een aparte clausule in alle verzekeringen dat het niet-uitkeren bij een pandemie, terroristische aanslag, natuurramp of kernramp niet geldt voor zorgprofessionals
…
Laat je op 12 mei niet afschepen met een gebakje.
Jullie zijn allemaal Florence!
Marcellino
Redactie: Fransiska
__________
April 2020
Verpleegstersverdriet
Heel voorzichtig hielpen mijn collega’s me met een plakbandje het oranjerode stuifmeel te verwijderen. Een lelieachtige bloem had een enorme vlek op mijn witte uniform gemaakt en ik wilde het eruit hebben, vooral omdat het leek alsof het geronnen bloed was. Iemand zei: “Deze bloem heet verpleegstersverdriet, want als het eenmaal op je uniform zit krijg je het er nauwelijks uit.”
Natuurlijk is verpleegster geen juiste benaming voor een zorgprofessional, die bloem had hij beter verpleegkundigen- of verzorgendenverdriet kunnen noemen, of nog beter zorgprofessionalsverdriet. De naam is afgeleid van bloemistenverdriet, de bijnaam voor de zuidenwindlelie (bloemistenverdriet blijft namelijk twee tot drie weken bloeien, en dat is niet goed voor de handel).
Het woord verpleegstersverdriet schoot me een paar dagen geleden weer te binnen. Dat verdriet, de angst en de dood dagelijks aanwezig zijn in de zorg, dat was altijd al zo. Maar de afgelopen tijd komen daar elke dag de RIVM-cijfers van de coronapatiënten bij. Ik lees over en luister naar de ervaringen van verpleegkundigen en artsen, over hoe ze soms overvallen en hard geraakt kunnen worden als iemand toch geïntubeerd moet worden of na een paar dagen toch sterft. Ik hoor de verhalen over hoe het virus, buiten ons zicht, rondwaart in de verpleeghuizen, en over de angst en het verdriet die daarmee gepaard gaan. Ik hoop dan maar dat de zorgverleners elkaar kunnen troosten.
Verdriet kon mij ook zomaar opeens overvallen, bijvoorbeeld omdat ik erg betrokken was bij de patiënt of omdat de dood zo onterecht was. Soms ook omdat het verdriet van die ene familie opeens mijn eigen oude, verdrongen of verborgen verdriet, raakte. Heel lang heb ik mijn verdriet verbeten of zocht ik snel een toilet op om hard te kunnen huilen. Of ik stelde die huilbui uit tot ik in mijn auto zat op weg naar huis.
Dat ik dat deed is niet zo raar, want uit een onderzoek onder verpleegkundigen van vijf jaar geleden blijkt dat 28 procent huilen op het werk niet professioneel vindt. Vier procent is zelfs van mening dat je als je huilt niet geschikt bent voor het beroep.
Terwijl iedereen weet dat een huilbui kan opluchten. Ik was er zelfs lange tijd van overtuigd dat het net zo werkte als na een lachbui: er komen stofjes vrij die voor dat gevoel van opluchting zorgen. Totdat huilprofessor Ad Vingerhoets me duidelijk maakte dat het de troost is – een arm om je heen, een lieve aanraking – dat dat het is dat je goeddoet. En huilen helpt om die troost te krijgen.
Dus ik hoop heel erg dat niemand zich hoeft te schamen voor zijn of haar verpleegstersverdriet. Tranen verbinden. Troost elkaar.
Marcellino
Redactie: Fransiska
__________
April 2020
De donkere lente van 2020
Gebiologeerd kijk ik naar een merel die zich bij het vijvertje in mijn tuin aan het wassen is. Musjes, koolmezen, een roodborstje en twee te dikke duiven vliegen af en aan. De lente trekt zich niets aan van het coronavirus en gaat vrolijk haar eigen gang. De bloesems knallen feestelijk open en de bloesemblaadjes dwarrelen als confetti in het rond. Steeds meer fris groen verovert de tuin, geen vogel hoor ik hoesten en de natuur komt nadrukkelijk dichterbij dan de afgesproken 1,5 meter.
Die tintelende lente met haar niets-aan-de-hand-vogelgeluiden klinkt geruststellend, maar als ik de radio of tv aan zet wordt die rust verstoord door berichtgeving waarin statistieken, feiten, cijfers, interpretaties, politici, epidemiologen en virologen over elkaar heen tuimelen. Mijn nieuwshonger wordt elke vijf minuten met een update gestild, wat me nog het meest doet denken aan berichtgeving van het front door een oorlogscorrespondent. En helemaal als ik NOS Journaalverslaggever Gerri Eickhof in zijn rare groene legerjas opgewonden verslag zie doen voor een ziekenhuis terwijl nóg actueler nieuws hem al heeft ingehaald.
Het is tragisch maar waar: wat de zorgprofessionals in vredestijd niet lukte – duidelijk maken hoe vitaal hun beroep is – kreeg corona in één klap voor elkaar. Ze worden helden genoemd en krijgen minutenlang applaus. Dat ze onmisbaar zijn, wordt niet alleen duidelijk op de IC en de spoedeisende hulp, die op dit moment in de frontlinie liggen, maar ook op alle andere afdelingen in het ziekenhuis en in alle andere zorgsectoren.
In de GGZ, waar patiënten van wie de wanen en angstige hallucinaties over virussen nu echt moeilijk te onderscheiden zijn van de werkelijkheid.
In de ouderenzorg, waar de zorgverleners er plots alleen voor staan, na het verbod op bezoek van familie en mantelzorgers en de inzet van vrijwilligers. Zonder twijfel worden de mouwen opgestroopt, maar leg het maar eens uit aan mensen met dementie en hou maar eens afstand.
In de gehandicaptenzorg, waar familie en de dagbesteding gemist worden en waar beschermende middelen ontbreken terwijl je niet zonder fysiek contact zorg kunt verlenen.
In de thuiszorg, waar in veel gevallen het bezoek aan huis het enige contact is met de buitenwereld. En waar sommige zorgadressen veranderen in een mijnenveld omdat de familie er een eigen interpretatie van coronamaatregelen op nahoudt en thuiszorgmedewerkers zich onvoldoende beschermd voelen.
In de kraamzorg, waar de kraamverzorgende soms verkleed als ruimtevaarder en van een afstandje moet uitleggen hoe een pas bevallen moeder haar baby moet aanleggen.
In de terminale & palliatieve zorg, waar een enorme inzet wordt gevraagd om het einde nog enigszins menselijk te maken. De hospices zijn overvol en de druk is groot, extra palliatieve afdelingen worden geopend in ziekenhuizen, verpleeghuizen en hotels.
In de huisartsenpraktijk, waar ze zich in de eerste dagen als vooruitgeschoven post schrap moesten zetten, maar waar ze zich nu zorgen maken over lege wachtkamers. Het feit dat er ineens veel minder mensen met een hartaanval of herseninfarct zijn, voorspelt immers weinig goeds…
En als je dan ook nog bedenkt dat al die zorgverleners zelf ook bezorgd zijn om hun kinderen, partners, ouders en grootouders, maar dat hun zorghart besluit dat ze elke dag weer aan het werk moeten en zullen gaan, dan is het geen vals sentiment als ze helden worden genoemd.
Vanzelfsprekend komt er na het applaus de bonus en de structurele loonsverhoging, daar ga ik vanuit. Want als er één ding is dat deze coronacrisis duidelijk maakt, dan is het wel de slagkracht, flexibiliteit en onverschrokkenheid van de zorgprofessionals.
En dat heel Nederland dat eindelijk beseft, dat maakt deze donkere lente ietsjes lichter!
Marcellino
Redactie: Fransiska
__________
November 2019
Marcellino’s blog uit 2014 is vandaag, op deze 20e november, meer dan toepasselijk, daarom herplaatsen we hem graag. Verpleegkundigen: heel veel succes vandaag, vecht voor je vak!!
Fuck Florence
“Fuck Florence”, dat stond op het meest omstreden spandoek van het jaar 1989. Het leidde zelfs tot een boze ingezonden brief in de Volkskrant van prinses Margriet. Mijn persoonlijke favoriet was een spandoek waarop, nadat er vele demonstraties en actiebijeenkomsten hadden plaatsgevonden, stond: “De lakens zijn bijna op”. Ik hoor je denken: “Waar gaat dit in hemelsnaam over?” Wel, deze maand is het 25 jaar geleden dat de onvrede onder verpleegkundigen en verzorgenden de koffiekamers en spoelkeukens uitknalde.
In 1988 was de politie aan het actievoeren voor meer loon. Op 18 november 1988 plaatste verpleegkundige Gaby Breuer een miniadvertentie in de Volkskrant: “Agenten verdienen weinig, verpleegkundigen nog minder. De tijd is rijp voor actie”. Ze zette haar telefoonnummer erbij. Twee dagen en vele telefoontjes (waaronder die van mij) later was de VIO (Verpleegkundigen In Opstand) een feit.
Overmoedig huurden we op 11 februari 1989 een zaal in de Jaarbeurs in Utrecht voor de eerste actiebijeenkomst. Er konden er 1000 in, vol trots zagen we m vollopen. Toen kwam er een paniekerige agent op ons af: ruim 5000 verpleegkundigen en verzorgenden stonden nog buiten, die wilden ook naar binnen. Er volgde een geïmproviseerde demonstratieve tocht door Utrecht.
We werden op slag wereldnieuws in Nederland. En helemaal nadat een stofhoestende vakbondsleider in het NOS-journaal een looneis bekendmaakte van 1,5%. De VVIO (de tweede V, voor verzorgenden, was er inmiddels aan toegevoegd) stelde vast dat de verpleging en verzorging 12% achterliep op vergelijkbare beroepen, en eiste 5%.
De VVIO bleek de lont in een kruitvat, en het waren niet langer de vakbonden die bepaalden hoe en wanneer er actie gevoerd werd, dat deden de verpleegkundigen en verzorgenden zelf. Zo werd er een Kamerlid een dag lang gefixeerd in een huiskamer in een verpleeghuis, werd er in plaats van in het wit in het zwart gewerkt, werden er kruispunten bezet met behulp van bedden. Er was een niet-meer-meedenken-met-de-arts-dag, er werden bakstenen opgestuurd naar het antwoordnummer van de werkgeversorganisatie, twee verpleegkundigen gingen zij aan zij heel langzaam rijden op de snelweg. Toen de acties de instellingen binnen drongen, reageerden de werkgevers en politici geschokt: de patiëntenzorg was nu in gevaar, dit vonden ze niet meer grappig. Maar de VVIO liet haar spierballen zien en reageerde: als er niets verandert, dan pas komt de patiëntenzorg werkelijk in gevaar.
Actievoeren, dát was soms niet zonder gevaar. Met name tijdens het bezetten van kruispunten kregen we last van oververhitte automobilisten die aanstalten maakten om op onze demonstratie in te rijden. Een beproefd recept was dan naar de betreffende automobilist toe te lopen, en hem te zeggen: “Ik ben heel goed in gezichten onthouden en de kans dat jij ooit wordt opgenomen in een ziekenhuis is best groot, lijkt me leuk om je daar te ontmoeten.” Met een pijnlijk lachje bonden ze dan stuk voor stuk in. Er werd een kort geding aangespannen tegen de VVIO door de KNAC en de Patiëntenfederatie, de binnenlandse veiligheidsdienst luisterde telefoons af bij een aantal VVIO-mensen en onderschepte hun post.
Er kwam een in scène gezette afsplitsing van de VVIO: de BRIO (de Buitengewone Radicalen In Opstand) die dreigde grote verkeersaders te gaan bezetten. Dat leverde meer politie dan demonstranten op. Er kwam geen blokkade, wel werd er gezellig met de politie koffie gedronken. Het oprichten van een politieke one-issuepartij werd overwogen en een 06 lijn (soort sekslijn van 1 gulden per minuut) waarnaar ’s nachts vanuit ziekenhuizen gebeld kon worden met opwindend VVIO-nieuws ging bijna de lucht in.
Ondertussen konden de media er geen genoeg van krijgen. De Witte Woede golfde over Nederland. Met het goede verhaal, een looneis van 5% en de vraag om erkenning wist de VVIO de sympathie van het Nederlandse publiek te winnen. Op het hoogtepunt van de acties stonden er 60.000 verpleegkundigen en verzorgenden op het Binnenhof. En de ingedutte vakbonden werden links en rechts ingehaald, ze waren het contact met hun achterban totaal verloren.
De acties leidden tot een beter cao-akkoord dan ooit te voren. Bovendien installeerde de regering naar aanleiding van de protesten de commissie-Werner, die met aanbevelingen kwam ter verbetering van de positie, de arbeidsomstandigheden en de opleidingen (waar onder andere V&VN uit voortgekomen is).
Ja, we waren creatief en slagvaardig. Ondanks het feit dat we geïntimideerd werden door werkgevers, vakbonden en zelfs de BVD, kon niemand om ons heen. Het is deze geschiedenis die ik met jullie wil delen, waarop ik trots ben en blij dat ik er deel van uitmaakte. Want als je erop googlet kom je niet verder dan een a4’tje bij het vakbondsmuseum en het Florence Nightingale Instituut. Alsof er niets gebeurd is. Alsof de zusters en broeders geen macht hadden en hebben. We zongen eind jaren 80, begin jaren 90 tijdens demonstraties “Wij zijn geen nonnen meer” en er was een spandoek met “Fuck Florence” om af te rekenen met ons vak uit roeping, af te rekenen met het ‘liefdewerk, oud papier’. Wij wilden gewoon betaald worden als iedere andere professional en eigenaar zijn van ons beroep.
Vraag het morgen maar eens aan die wat oudere collega: “Zeg, wat deed jij eigenlijk tijdens De Witte Woede?”, geheid dat je prachtige verhalen hoort over de acties, over de profilering en positionering van je beroep. Over hoe we de werkgevers, politici en vakbonden op de knieën kregen. En ik hoop dat je je dan bewust wordt van je macht. Vecht voor je vak!
__________
Mei 2019
Sterren
Toen ik bij het woonzorgcentrum aankwam, had de nacht er al bezit van genomen. In de donkere huiskamer, waar het gedempte gele ganglicht naar binnen kierde, stonden eenzame, hoge, aangepaste stoelen. De dag was duidelijk voorbij; de uitgelezen kranten, onafgemaakte puzzels, een verdwaald koffiekopje en een bos tulpen die moe uit een vaasje hing, bewezen dat.
Opgewonden sloeg de oude staartklok het hele uur, en ze bleef dit de hele nacht doen, zonder moeite zweefde het geluid door de gangen, het was zo vertrouwd dat het niemand wakker maakte. Behalve dat van de klok waren de geluiden van overdag vertrokken, hun plaats werd ingenomen door een tikkende verwarming en het geluid van afvoerwater dat zich door buizen perste en langzaam weer wegebde.
In het zwakke schijnsel zag ik in een eenpersoonskamer twee steunkousen werkeloos over de rand van een stoel hangen. Lachende gezichten op foto’s aan de muur vertelden over een vervlogen gelukkig leven. De levensverhalen laten zich hier sowieso makkelijk lezen, zwartwit trouwfoto’s, kleurenfoto’s waar in veel gevallen de echtgenoot op ontbreekt en prachtige foto’s van kleinkinderen. In bijna alle gevallen was het geleefde leven aan de muur onvergelijkbaar met het leven dat daar in bed lag: broos, kwetsbaar en in de war, in foetushouding plukkend en grijpend naar het leven, naar de zuster. Sommige kamers waren kaal, maar getuigden van een religieus verleden. Zo was er een non die de hele nacht naar radio Maria luisterde, het gaf haar een gevoel van veiligheid. Haar buurvrouw, ook een non, vond het fijn de hele nacht de tv hard aan te laten staan en te luisteren naar Tel Sell-reclames en Astro TV.
De mensen van de nacht hebben geen boodschap aan het regime van overdag; het dwingend hoge tempo maakt plaats voor rust en intimiteit. Ik liep mee met een ervaren verpleegkundige en was onder de indruk: iedereen had haar nodig en de bel ging voortdurend, maar ze bleef kalm en vol aandacht. Vaak was angst voor de nacht de echte reden van het bellen, en dan was zij daar, met een lichtje, en hield ze gewoon even iemands hand vast, luisterde ze, legde ze een zieke op een andere zij of dekte ze een bewoner zorgvuldig toe. Wat ik zag die nacht was echte verpleegkunst: rust uitstralen terwijl er ook nog 180 andere bewoners hulp nodig hebben. En al werd er tien keer hetzelfde gevraagd, op kalme toon bleef ze het antwoord herhalen en bleef ze vriendelijk, ook bij die boze bewoner bij wie het stomazakje ontploft was en die op hoge toon onmiddellijk zorg eiste.
Uit steeds meer onderzoeken blijkt hoe ongezond ’s nachts werken is. Desondanks blijven verpleegkundigen en verzorgden trouw liefdevolle zorg verlenen in het donker. Zorg die van onschatbare waarde is voor patiënten, cliënten en bewoners. Ik vind dat het hoog tijd is dat de nachtwerkers in de schijnwerpers gezet worden. Laten we ze onze liefdevolle aandacht geven, want ze verdienen het, onze sterren van de nacht!
Deze column van Marcellino kun je vinden in Floor Magazine, een gratis glossy uitgave van NU’91, hier te downloaden: https://floormagazine.nl
_________
December 2018
SLOW CARE
Op een dag in augustus reed ik om 7.00 uur het terrein van hospice De Duinsche Hoeve in Rosmalen op. Ik mocht een dag meelopen en daar verheugde ik me op. Het was nog stil toen ik binnenkwam, een besmettelijke serene rust was de baas binnen. Waarom zou je ook haasten als de dood heeft aangeklopt, waarom zou je vroeg opstaan?
Het tempo van de dienstdoende verpleegkundige viel me gelijk op. Dat tempo lag prettig laag; hij nam alle tijd als het om de gasten (zeg geen patiënten, bewoners of cliënten) ging. Logisch ook, je zegt niet: ‘Dat komt later wel’, als er geen morgen is. Hij voerde geen haastige (deurknop)gesprekken, maar straalde rust uit, had aandacht voor de gasten en luisterde echt naar hen. ‘Het zijn engelen’, vertrouwde een gast mij toe, en ik begreep wat hij bedoelde toen ik zag dat de verpleegkundige tien minuten bezig was om hem pijnvrij in de kussens te leggen, omdat hij geen genoegen nam met een ‘het gaat wel’-antwoord op zijn vraag of hij goed lag.
Sowieso zag ik de hele dag professionele verwenzorg, geduldige liefdevolle zorg, met als doel de gasten kwaliteit, comfort en liefde te geven, omdat het leven ervan hing. En ja, er werd gelukkig ook veel gelachen, regelmatig klonk er een lachsalvo over de gang, waar niemand van opkeek.
Tijdens deze dag werd ik nadrukkelijk geconfronteerd met de kern van ons beroep: compassie tonen, dichtbij komen, aanvoelen, luisteren. Vaardigheden die de basis vormen van het werk van een goede zorgprofessional. Maar wat zou het fijn zijn als we niet alleen in het hospice, maar in de hele zorgsector de tijd kregen om deze basisvaardigheden toe te (blijven) passen. In een normaal tempo werken is heden ten dage onmogelijk geworden, vanwege te weinig personeel, vanwege de hoogcomplexe zorg, vanwege te veel zieken, vanwege burn-outs, vanwege de te hoge werkdruk.
Aan het eind van de dag bedacht ik me dat dit een prachtig, laagdrempelig en effectief actiemiddel zou kunnen zijn: al is het maar voor één dag terugschakelen op een normaal tempo. Dus niet in ieder gat springen om de boel te redden, het geheel draaiende te houden, nee, we doen vandaag aan ‘slow care’. En de patiënt wordt daar zeker niet de dupe van, integendeel. Net als slow food en slow sex, is slow care heel gezond. We stoppen met rennen, nemen de tijd om te luisteren, om iemand vast te houden, dichtbij te zijn, we geven warme zorg.
Omdat ons vak hiervan afhangt.
Deze column van Marcellino kun je vinden in Floor Magazine, een gratis glossy uitgave van NU’91, hier te downloaden: https://floormagazine.nl
_________
Mei 2018
GEBROKEN HART
Ik had onlangs het genoegen in de prachtige Amsterdamse schouwburg aanwezig te zijn bij de Anna Reynvaanlezing, die werd verzorgd door de Amerikaanse hoogleraar Cynda Rushton in aanwezigheid van bijna 1000 trotse verpleegkundigen. De titel van haar lezing luidde: “Veerkracht in turbulente tijden”. Kort samengevat wilde ze antwoord geven op de volgende vraag: “Als verpleegkundige heb je steeds vaker te maken met morele dilemma’s en complexe ethische kwesties. Maar tegelijkertijd wil je er zijn voor je patiënten, wil je voldoen aan de eisen van je organisatie en aan de verwachtingen van je collega’s. Hoe kun je overeind blijven in dit soort lastige situaties?”
Ze stelde vast dat verpleegkundigen in zware tijden kunnen lijden aan een gebroken hart, waardoor ze geneigd zijn het beroep te verlaten. En daar had ze gelijk in, wat mij betreft was dat echt een voltreffer. Inderdaad, we lijden aan een gebroken hart, we hebben een soort van liefdesverdriet, bevinden ons in het voorportaal van een burn-out, verkeren in een posttraumatische stresstoestand. Je gaat er elke dag voor, maar je verliest de liefde door de hoge werkdruk. Je kunt niet meer trots zijn en raakt de passie kwijt, doordat je niet langer kunt werken op de manier zoals je dat geleerd hebt.
De oplossing van Cynda was dat alle verpleegkundigen aan mindfulness en meditatie moeten gaan doen, onder andere tijdens het handenwassen. Nou ja zeg, dacht ik teleurgesteld, dat dat leidt tot een verbeterde handhygiëne is natuurlijk prachtig, maar of het soelaas biedt voor ons hartzeer?
Ik dacht: volgens mij moeten werkgevers gewoon van ons gaan houden en beseffen dat als ze ons niet kwijt willen raken, het slim is ons daadwerkelijk te laten mérken dat ze niet zonder ons kunnen. Ze moeten in ons investeren, door het bieden van een fatsoenlijk salaris, het verhogen van het scholingsbudget, het aannemen van meer collega’s, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Ga nou niet weer miljoenen pompen in een imagocampagne, maar zorg ervoor dat wij zélf gaan stralen! Dat is volgens mij een veel effectievere wervingscampagne.
En terwijl Cynda zei dat verpleegkundigen hun eigen veerkracht moesten ontwikkelen, vroeg ik me af hoe het eigenlijk kwam dat vertegenwoordigers van de onderwijzers en leraren tijdens de formatiebesprekingen met succes een forse salarisverhoging en werkdrukverlagende gelden binnengehengeld hadden, maar de verpleging geen pleitbezorgers op het Binnenhof had gehad en het enorme personeelstekort niet eens op de agenda had gestaan.
Cynda liet de zaal een mindfulness-oefening doen waarmee we volgens haar “onze morele veerkracht konden leren behouden”, terwijl ik dacht: als werkgevers en pleitbezorgers en de overheid het laten afweten, dan moeten we het blijkbaar dus zelf maar weer doen. Toen schoot me te binnen dat het al een tijdje rommelt binnen de academische ziekenhuizen en er een actiegroep is opgericht met een roemruchte naam: De Witte Woede. Die actiegroep (Witte Woede 2018) verdient het om door heel verplegend Nederland ondersteund te worden! Dan zou de geschiedenis van 1989 zich kunnen herhalen, toen de acties oversloegen vanuit de categorale ziekenhuizen naar de academische ziekenhuizen, wat uiteindelijk resulteerde in de grootste CAO-demonstraties ooit, die leidden tot salarisverhogingen en de aanbevelingen van de commissie Werner.
En terwijl Cynda opriep om trots te zijn en oplossingen niet van een ander te verwachten, dacht ik: veerkracht? De problemen van nu zijn vergelijkbaar met die van de jaren 80, waarom kunnen we niet dezelfde veerkracht tonen als toen? En dan bedoel ik dus niet dat we in lotushouding acties liken op facebook of al mediterend je handen wassen en het daarbij te laten. Ik roep op daadwerkelijk de witte woede te steunen, boos te worden, voor jezelf op te komen. Ga de straat op met ziekenhuisbedden, bezet kruispunten en tunnels. Zet je directie, beroepsorganisatie of vakbond onder druk. Stroop je mouwen op en laat je niet intimideren.
Win je liefde voor je vak weer terug, kom in opstand en vecht voor ons mooiste rotberoep!
_________
Maart 2017
Ik lach me dood
Lachen is niet ongevaarlijk. Je kaken kunnen ontwricht raken, je kunt er een astma-aanval mee uitlokken, je kunt tijdelijk incontinent worden of hoofdpijn krijgen. Ook zijn een hernia, hartritmestoornissen en een klaplong niet uit te sluiten, en sterker nog, een lachbui kan ook een scheur in de hartspier of slokdarm en een plotselinge bewusteloosheid veroorzaken. Alleen al om deze redenen klinkt het dus bepaald niet logisch dat je grappen maakt aan het bed van een terminale patiënt.
Toch wil ik juist alle verpleegkundigen en verzorgenden die betrokken zijn bij palliatieve zorg aanmoedigen dat wel te doen en humor als interventie in te zetten. Je bewijst daarmee namelijk de stervende een dienst; humor helpt bijvoorbeeld bij het verminderen van angst en stress, het zorgt voor afleiding, verlicht en verbindt de mensen rondom het bed, en het verkleint de afstand tussen de patiënt, familie en hulpverlener. Een naderende dood kan leiden tot een ongemakkelijke spanning en sfeer, humor kan in dat geval werken als een ventiel.
Een man, een terminale workaholic, moest het stellen met slechts 1 ansichtkaartje van het bedrijf waar hij zijn leven aan had gewijd. Zijn frustratie en boosheid was groot hierover, dat merkte ik, maar hij kon er niet over praten. Toen werden er tot mijn verbazing bloemen bezorgd namens het bewuste bedrijf. Ik pakte het lelijke bloemstuk, zette het op zijn nachtkastje en zei: “Je kunt zeggen wat je wilt, maar met de graftak zijn ze wel op tijd!” De man schoot in de lach, en ineens was daar de opening tot een gesprek erover.
Denk nu niet dat je met een moppentrommel de kamer van een patiënt in moet lopen, het gaat er om dat je gevoelig bent voor humor, dat je als een patiënt een grapje maakt daar adequaat op reageert. Een lach kan niet zonder publiek, en dat publiek ben jij! Vaak krijg je ze gewoon in je schoot geworpen, de dubbelzinnige opmerkingen, misverstanden of versprekingen, die even afleiding bieden en relativerend werken.
Een patiënte die werd opgenomen in een hospice merkte bij aankomst op: “Het is hier stervenskoud!!” In eerste instantie schrok iedereen van die opmerking, maar even later schoten we in de lach, waardoor het een vrolijk opnamegesprek werd.
Lachen is een basisvorm van communicatie, lachen kun je tot je doodgaat. Als je het lukt om een patiënt te laten lachen, dan geef je daarmee een stukje regie terug, hoe ziek hij of zij ook is, de patiënt heeft even vat op de situatie.
Lichtelijk nerveus bereidde de arts de euthanasie voor voor een 75 jarige man, rondom diens bed zaten zijn vrouw en kinderen. Net toen de arts de eerste spuit wilde zetten kreeg de man een enorme hoestbui. Toen hij uitgehoest was, richtte hij zich tot de arts en zei: “Heeft u ook iets tegen de hoest, dokter?”
Vergeet niet dat een lach de stofjes serotonine en endorfine laat vrijkomen, deze werken vrolijk makend, hebben een antidepressief effect en zijn ontspannend en pijnstillend. Zorg ervoor dat je op z’n minst glimlacht aan het bed, doe simpelweg je mondhoeken omhoog, dan voelen zowel jij als de patiënt zich beter. En natuurlijk is het verdrietig, maar een stervende kan ook moe worden van je altijd maar serieuze deskundige begripvolle ernstige gezicht…
Ik zei iets grappigs tegen een terminale vrouw, ze begon hard te lachen en riep uit: “Ik lach me dood! Oeps..”.
_________
Augustus 2016
Aardig gevonden worden
Vroeger werd ik, als ik op feestjes vertelde wat ik voor werk deed, steevast door iedereen op mijn schouders geklopt. In koor riepen ze dan: ‘Dat jij dat kunt!’ Want er was respect voor het beroep van verzorgende en verpleegkundige, je werd er om gewaardeerd.
En dat is nog steeds zo, dat merk ik ook in de discussies van de laatste maanden over de kwaliteit van zorg, dat als deze uit de bocht dreigen te vliegen er heel expliciet waardering wordt uitgesproken voor de mensen aan het bed: ‘De verpleging kan daar niets aan doen, die bedoelt het juist goed, die holt de hele dag.’ Het is natuurlijk fijn dat tijdens heftige discussies over misstanden in de zorg patiënten en familie zien dat verzorgenden en verplegenden ondanks de werkdruk met heel veel toewijding hun werk blijven doen. Dat zij nooit de patiënt in de steek laten, met die ‘passie voor het vak’ van hen.
Want zo zijn verpleegkundigen en verzorgenden: als een verpleegkundige bij de kassa van een supermarkt een man laat voorgaan omdat die alleen maar een rolletje drop hoeft af te rekenen en als deze man dan de miljoenste klant blijkt te zijn en naar huis gaat met een geheel verzorgde reis naar de Caraïben, dan is de verpleegkundige gegarandeerd de eerste die hem feliciteert. En als een zwerver het portiek annexeert van een huis van een verzorgende, dan durf ik er wat om te verwedden, dat binnen een week de zwerver in het huis woont en de verzorgende in het portiek is gaan liggen. Ze zijn gewoon écht heel erg aardig.
Toch denk ik dat dat meebewegen, het buigen en niet barsten, bestuurders in de kaart kan spelen.
Want nu veel ouderen door wanbeleid de huishoudelijke zorg thuis moeten missen, blijken nogal wat wijkverpleegkundigen/verzorgenden dat er maar even bij te doen. Dus na een wondbehandeling, het geven van insuline en een gesprekje worden even de ramen gezeemd, wordt even de stofzuiger gepakt, even een wasje gedraaid en even de keuken gedweild. Waarna hun managers opgewonden vaststellen dat ze daar kennelijk tijd voor over hadden. Maar dat ze dat in hun vrije tijd doen wordt er niet bij vermeld. Echt heel aardig. Maar niet zo handig.
In veel verpleeghuizen wordt al jaren meer met minder gedaan. De verzorgenden daar zijn al die jaren uit liefde voor het vak doorgegaan. Ook heel aardig. Maar niet zo handig, want nu een aantal verpleeghuizen onder regie van geldgraaiende directeuren op de zwarte lijst zijn beland, worden ze verwijtend toegesproken en in de steek gelaten.
In een aantal ziekenhuizen werd tijdens de vakantieperiode een groot aantal bedden gesloten vanwege onderbezetting. Dat is heel negatief voor de productiecijfers, dat zul je begrijpen. Dus werden er alsnog gewoon bedden gevuld. En die verpleegkundigen die niet met vakantie waren en de turbo er maar weer eens op zetten? Die zeiden niets. Dat is heel erg aardig, maar niet zo verstandig van ze. Want iedereen weet dat de kans op het maken van fouten hierdoor vergroot wordt.
Door de toenemende complexiteit van zorg in verpleeghuizen blijken veel verzorgenden onvoldoende te zijn toegerust. De directies reageerden heel verbaasd op dit feit. Maar het moeten kilo’s smeltende boter op hun hoofd zijn geweest, die hun het zicht op de werkelijkheid ontnam. Want in de meeste instellingen is en wordt structureel niet geïnvesteerd in scholing. Verpleegkundigen en verzorgenden willen zich maar al te graag bijscholen, maar er blijken geen geoormerkte budgetten voor scholing aanwezig te zijn. En scholing afdwingen, dat blijkt lastig voor iemand die aardig gevonden wil worden.
Dus, aardige verpleegkundigen en verzorgenden, word nou toch eens boos. Daarmee draag je namelijk ook bij aan de kwaliteit van zorg. Durf eens nee te zeggen, ga met je hakken in het zand en met je kop in de wind, uit liefde voor je vak!
_________
September 2015
Het Fisherman’s Friend-effect
Huilprofessor Ad Vingerhoets heeft onderzoek gedaan naar huilen door verpleegkundigen (http://wqd.nl/izzxG). (Voor de goede orde: huilen is een typisch menselijk verschijnsel waarbij het lichaam tranen produceert, meestal door verdriet, pijn, onmacht, grote vreugde of ontroering). Deze beroepsgroep bestaat voor 90 procent uit vrouwen. Uit eerder onderzoek bleek al dat zij 20 à 50 keer per jaar huilen (en de mannen 5 à 20 keer per jaar).
Het moet toch vaak leiden tot wateroverlast al dat grienen en janken, denk je dan, logisch, want in de zorg heb je dagelijks te maken met ellende. Maar wat blijkt uit het onderzoek van Vingerhoets? In deze tranentrekkende werkomgeving is huilen niet geaccepteerd! Veel verpleegkundigen vinden huilen een teken van zwakte of ziekte. Het is not done, als er al gehuild wordt, gebeurt dat bij voorkeur op het toilet, op de fiets of in de auto naar huis, op het werk worden de tranen weggemoffeld: het bekende Fisherman’s Friend-effect.
Terwijl het verdriet je toch onverwachts frontaal kan raken? De plotselinge dood van de patiënt die op je moeder lijkt, het jongetje dat in je armen sterft, de mislukte reanimatie van die jonge vrouw. Als je dan zou toegeven aan je “huildrempel” (mooie term van Vingerhoets) en je emoties zou uiten, dan lok je daarmee bijstand, steun en troost uit. Een onhoudbare, biggelende traan is een sterk, niet te verbergen signaal waardoor je vanzelf een troostende arm om je heen krijgt.
En als je als verpleegkundige aan het bed staat met vochtige ogen wordt dat door de patiënt als positief en betrokken ervaren, zo blijkt uit het onderzoek. Het lijkt mij trouwens wel beter dat jij niet harder huilt dan de patiënt bij een slechtnieuwsgesprek, en huilend iemand wegbrengen naar een OK lijkt me ook niet op z’n plaats.
Kortom, dat huilen op het werk taboe is, is om te huilen, wat doen we daaraan? Ik laat het er in ieder geval niet bij zitten. Ik richt vandaag nog het platform “de laatste druppel” op, bestaande uit een select groepje huilebalken uit de zorg. We doen een oproep om op elke eerste maandag van de maand om 12.00 uur, als de sirene gaat, samen te scholen en collectief te gaan huilen. Daarnaast zal het platform een huil-app ontwikkelen, die kan controleren of jouw afdeling de huil-quote haalt. Zorginstellingen wordt opgeroepen om naast het stiltecentrum een huilcentrum in te richten, met uiteraard een schilderij met een huilend jongetje aan de muur, waar doorlopend huilfilms vertoond en smartlappen gedraaid worden. We vragen een tissue-fabrikant het project te sponsoren. Zien huilen doet huilen is het adagium, huilen moet als normaal beschouwd worden, en niet als een zwaktebod.
Samen huilen is gezond. En zeker weten dat je na een huilsessie de zorgwereld weer aan kan.
Huilen, sterk spul he!?
_________
December 2014
Heel verpleegkundig Nederland bakt
Begin november werd Nederland opgeschrikt door de urine-enkels van de moeder van staatssecretaris Van Rijn, die hiermee behoorlijk nat ging op zijn beleid. Je zou toch denken dat er vanuit de beroepsgroep zélf een krachtig signaal zou komen nu de bezuinigingen de patiëntenzorg diep raken. Maar nee, het was de 82 jarige Ben Oude Nijhuis, wiens vrouw in dezelfde zorginstelling verblijft als de moeder van de staatssecretaris, die in het tv-programma Pauw korte metten maakte met de staatssecretaris. Van Rijn bleef maar herhalen dat de tekortschietende zorg hem had geïnspireerd de politiek in te gaan. Het klonk steeds holler. Helaas is mijn held Ben Oude Nijhuis onlangs plotseling overleden. Wie neemt het nu nog op voor de patiënt, vraag ik me af. Want wat is er toch met onze collega-zorgverleners aan de hand? Begin november berichtte de krant dat een medewerker van het Isala-ziekenhuis was geschorst omdat hij in een operatiekamer patat had gebakken. Op de deur van de operatiekamer hing hij een briefje met de tekst ‘pas op, ebola’. Hoe haal je het in je hoofd om zoiets te doen? Het zal toch geen verpleegkundige geweest zijn? Gekwalificeerd zorgpersoneel doet zoiets toch zeker niet?
Zwarte lijst
Het werd nog gekker, het 8-uurjournaal ronkte er eind november van: 1 procent van de zorgverleners steelt van patiënten. 50.000 patiënten worden jaarlijks het slachtoffer! Eerst dacht ik: waar zijn die cijfers op gebaseerd? Dit kan toch niet waar zijn? Maar ook al zou het flink overdreven zijn, elke diefstal is er 1 teveel. Kwetsbare ouderen die met hun handtas onder het kussen en hun portemonnee in hun onderbroek slapen, omdat ze bang zijn bestolen te worden, het is ongehoord. Om jattende collega’s te ontmaskeren worden er steeds meer oma-kastjes ingezet, een soort flitspaal die het stelen filmt. Het signalement van jouw stelende collega is: iemand die al heel lang in dezelfde instelling werkt, nooit opvalt, nooit ruzie zoekt en hard werkt. En haar of zijn buit bestaat uit wisselgeld, sigaretten, stoomstrijkijzers, precisie-uurwerken, zijden japonnen en parelsnoeren. Werkgevers gaan nu gebruikmaken van een zwarte lijst; een waarschuwingsregister zodat werkgevers elkaar kunnen inlichten over zorgmedewerkers en zorgvrijwilligers die cliënten bestelen of mishandelen, om te voorkomen dat ze na ontslagen te zijn vrolijk bij de buren aan de slag kunnen.
Nog schokkender
Ik maak me echt zorgen, en verwacht elke dag schokkender nieuws. Bijvoorbeeld dat
– er alcohol wordt gestookt in een laboratorium waar doorgaans de bloedwaarden bepaald worden, en dat een select gezelschap daar elke vrijdagmiddag het weekend mee in schijnt te luiden;
– op een afdeling urologie een fontein gemaakt is van po’s, urinalen, gevlochten katheters en urinezakjes, en dat dat een enorme wateroverlast veroorzaakte. En dat later bleek dat er helemaal geen schade in het ondergelegen magazijn was, maar dat de jaarvoorraad goed absorberend luiers en urinematjes als verloren moest worden beschouwd.
– op een afdeling cardiologie verpleegkundigen op de monitors van de hartbewaking een game geïnstalleerd hebben;
– er een kookworkshop in een obductieruimte werd gehouden, dat er een hennepkwekerij is aangetroffen in een ziekenhuisapotheek en er bbq’s worden georganiseerd in de spoelkeuken van de afdeling longziekten…
IKEA
Chief Nursing Officer Marieke Schuurmans waarschuwde er van de week voor: de zorg mag niet te veel op de IKEA gaan lijken. Ze doelde daarbij op verpleegkundigen die te ver doorschieten in het stimuleren van zelfmanagement, dat wil zeggen de patiënt een pakket zorg bieden en vervolgens weglopen. Ik vond dat een mooie vergelijking en borduur er op voort: een professionele verpleegkundige is in bezit van een inbussleutel en een handleiding, heeft geen tijd voor normoverschrijdend gedrag en komt op voor de patiënt. Een professionele verpleegkundige bakt ze elke dag pas echt bruin!!
Wil je reageren? Dat kan op onze facebookpagina: www.facebook.com/metzorg
__________________________
September 2014
Onthullend
Vreselijk hè, die collega’s die elk jaar weer in de koffiekamer vertellen dat ze een geweldige vakantie hebben gehad. Terwijl het in mijn beleving de hele zomer onophoudelijk heeft geregend in nagenoeg heel Europa, hebben zij van een perfecte, zonovergoten vakantie genoten.
Tijdens de koffiepauze gaan ze de strijd aan over wie de leukste vakantie heeft gehad, ondersteund door foto’s die zo uit een reisgids geplukt zouden kunnen zijn, alsof er een groothoeklens op hun mobieltje zat. Het kan niet anders of ze hebben pal met hun rug tegen de muur van het hotelkamertje of in de verste hoek van hun tent gestaan. De foto’s die ze op het strand gemaakt hebben, zijn alleen close ups, omdat er anders honderden vreemde strandgasten op gestaan zouden hebben. Heel geduldig bekijk ik alle foto’s op het mobieltje van een van mijn collega’s, mijn opmerking: “Wat fijn dat jouw telefoon zo’n grote opslagcapaciteit heeft” komt niet aan.
We schijnen alleen positieve vakantieherinneringen op te slaan, omdat we geen foto’s maken van negatieve ervaringen op vakantie. Dus elke keer dat je die zonovergoten foto’s bekijkt of collega’s vertellen over die mooie camping, komen die beelden, geuren en indrukken steviger in het geheugen te zitten. En die eindeloze file of andere vakantie-ellende? Daarvan heb je geen foto’s gemaakt. Van die verregende dagen evenmin. Dus die vervagen. Bovendien zijn de reisgenoten van je collega’s er niet bij om de te mooie verhalen te corrigeren.
Eigenlijk vind ik de verhalen over wat er allemaal mis is gegaan tijdens vakanties veel leuker.
Zo word ik altijd geteisterd door buikloop in combinatie met geen of bezette toiletten. Kon ik na te veel Franse pastis de tent niet terug vinden op die bij nader inzien toch wel erg grote camping. Heb ik een keer na te lang ’s nachts doorrijden besloten om de tent toch maar op te zetten op een camping waar de caravans erg ongezellig hutje mutje stonden. Waarna we ‘s morgens niet door de campingbeheerder gewekt werden, maar door de eigenaar van een caravangroothandel die al zijn occasions op een grasveld voor zijn zaak had gestald. Kan ik ook met het boekje Hoe & Wat in het Frans feilloos een verkeerd gerecht bestellen. Ben ik een keer in een file ongeduldig uit de auto gestapt om te kijken hoe lang hij was, waarna hij zich uiteraard ineens in beweging zette, ik terug rende naar mijn auto, er in sprong, mijn gordel vastmaakte en vervolgens een Spaanse man met drie kinderen op de achterbank verbaasd naar mij zag kijken. Beland ik uiteraard altijd bij het verkeerde poortje op de tolweg. Kwam ik, na eindeloos verdwalen en zoeken naar die ene camping, waarbij de spanning zo hoog opliep dat we uiteindelijk met beslagen autoramen in het donker aankwamen, er achter dat ik de tentstokken thuis had laten liggen. Bleek het mooie chalet aan het water uit de folder een aan een open riool liggend te klein tuinhuisje met twee stapelbedden te zijn. Zocht ik op een nacht in het donker hongerig naar het stokbrood en de brie, kon de brie niet vinden, nam genoegen met het stokbrood en ontdekte de volgende ochtend dat de brie vol met maden zat. Had ik op een camping een Belgische buurman die zich de hele week aan ons opdrong door elke keer met zijn hoofd over ons windscherm allerlei tips te geven waar we niet op zaten te wachten. Voor vertrek controleerde ik de rem- en knipperlichten van onze vouwwagen, wilde vol gas geven, eindelijk verlost van de buurman, toen hij op mijn autoraampje klopte en zei: “Uw vouwwagen zit niet aan de trekhaak vast”.
Enfin, we moeten nu toch echt weer aan de slag. Maar niet nadat ik je nog even het recente, opmerkelijke nieuws gerelateerd aan de zorg presenteer:
1. Thuiszorgverpleegkundigen worden in twee segmenten geknipt. Wat een onzalig tekentafelplan. Het lijkt op dat plan voor een nieuw verkeersplein, waarbij de dienstdoende ambtenaren weigerden een verkeerskundige in te schakelen, waardoor het nu het onveiligste verkeersplein van de stad is.
2. Onderwijzers uit het basisonderwijs krijgen € 500,- per jaar en 2 uur per week om te besteden aan bij- en nascholing, leraren uit het voortgezet onderwijs krijgen €600,- per jaar en 5% studietijd van het aantal uren dat ze werken. Verpleegkundigen krijgen € 0,25 per jaar en laten zich bijscholen in hun vrije tijd, de niet geoormerkte scholingsgelden worden aan heel andere doeleinden besteed.
3. Verpleegkundigen met een neurotische persoonlijkheid hebben 5 keer meer kans op een burn-out. Ik vraag me daarbij af waar ze neurotisch van geworden zijn. Is dat niet gewoon veroorzaakt door de stress op het werk?
4. Er zijn naaktfoto’s van beroemdheden uitgelekt via i-Cloud. Ik ga nu snel op zoek naar onthullende foto’s van een collega. Van een regenachtige, mislukte vakantie die ze me niet heeft willen laten zien.
Werk ze!
Wil je reageren? Dat kan op onze facebookpagina: www.facebook.com/metzorg
__________________
Juli 2014
Niet (te) filmen
In 2008 was ik betrokken bij een onderzoek naar handhygiëne van verpleegkundigen. De uitkomsten van het onderzoek waren onthutsend, 40% van de verpleegkundigen bleek een slechte handhygiëne te hebben. Een krant kopte: “Verpleegkundigen zijn vies!”, wat natuurlijk veel te kort door de bocht was.
Maar onlangs was ik dagvoorzitter op een congres, waar studenten de deelnemers na elk toiletbezoek opvingen en hun handen in een doos met uv-licht stopten. Ook ik moest eraan geloven en hoewel ik voorkennis had en mijn handen dus uitgebreid had gewassen, schrok ik me rot: ik had het niet goed genoeg gedaan.
Thuis gekomen pakte ik de richtlijn Persoonlijke hygiëne medewerkers in het ziekenhuis er maar eens bij. Wat was ik vergeten?
Mijn nagels mogen niet langer zijn dan 2 millimeter, anders kan het een gezellige woonplaats voor de staphylococcus worden. Nagellak en kunstnagels zijn uit den boze.
Ik dien mijn baard en/of snor kort getrimd te hebben en moet zo min mogelijk aan mijn haar, mond, ogen of neus zitten.
Mijn persoonlijke bezittingen zoals portemonnee, mobiel en sleutels kunnen makkelijk gecontamineerd worden met micro-organisme, en mogen dus niet mee de werkvloer op.
Als ik iets onder mijn uniform draag moet het bedekkend zijn, ik moet mijn armen uit korte mouwen steken, en mijn lekkere warme vest kan ik naar de kleding-inzameling brengen.
Als ik een hoofddoek zou dragen, dan zou ik elke dag een schone moeten pakken.
Ik moet extra aandacht besteden aan mijn hoesten en snuiten, die bonte boerenzakdoek kan echt niet.
Ik moet alle piercings en oorbellen verwijderen, en eventuele ontstoken gaatjes afdekken met niet-vochtdoorlatende pleisters.
Mijn leidinggevende moet het weten als ik een steenpuist, nagelbedontsteking, aanhoudende diarree, waterpokken of gordelroos heb.
En ik moet uiteraard na hoesten, niezen, snuiten en/of toiletbezoek op de voorgeschreven manier mijn handen wassen.
Dit klinkt allemaal best overdreven. Maar in de Nederlandse ziekenhuizen lopen 70.000 mensen per jaar een infectie op, en overlijden er minstens 1000. Zorgprofessionals die zich niet aan de regels houden, met als direct gevolg een ziekenhuisinfectie waaraan iemand overlijdt, zijn dus eigenlijk misdadigers. Nu is het zo dat de overheid iedereen die getuige is van een misdaad oproept dit te filmen of te fotograferen. Maar cameratoezicht op het werk is juridisch omstreden, en zodra je personeel wilt filmen, heb je toestemming nodig van de ondernemingsraad.
En dat was het Catharina ziekenhuis in Eindhoven even vergeten toen ze het personeel stiekem ging filmen om aan te tonen dat lang niet iedereen zich aan de hygiëneregels hield. Andere methoden hadden namelijk gefaald, zo zei de Raad van Bestuur. Jammer dat de Raad van Bestuur het onderzoek uit 2013 van Anita Huis van het Radboudumc niet bestudeerd had. Daaruit blijkt namelijk dat de handhygiëne sterk verbetert door goed leiderschap. Dat het Catharina ziekenhuis aandacht wil voor het probleem is terecht. Maar de manier waarop is verre van hygiënisch, niet te filmen en een staaltje van slecht leiderschap.
Wil je reageren? Dat kan op onze facebookpagina: www.facebook.com/metzorg
____________________
April 2014
Niet-pluisgevoel
Uitgerekend op 1 april kwam het Radboudumc met een nieuw plan: ze gaan een kinderalarmsysteem invoeren, wat inhoudt dat er naar ouders van zieke kinderen geluisterd moet worden. En als die aangeven dat er iets niet pluis is, moeten de artsen en verpleegkundigen alarm slaan, ook als zij zelf denken dat er niks aan de hand is. Uit onderzoek bleek namelijk dat de ouders vaak gelijk hebben. Dat is opmerkelijk nieuws, luisteren naar ouders van zieke kinderen levert wat op!
Ik heb ook zo’n plan: vanaf morgen krijgen verpleegkundigen tien minuten extra tijd om naar hun patiënten te luisteren. Wat zou dat opleveren? Pure winst! Ik denk aan minder pijnstillende middelen, minder verkeerde diagnoses, minder angst, meer vertrouwen…
We hebben er genoeg van dat verpleegkundigen geen oogcontact met de patiënt meer kunnen maken vanwege de oprukkende digitale, koude zorg. We herwaarderen het ambachtelijke verplegen, met empathie als belangrijkste sensor. Ja, juist nu gaan we dat doen, in een tijd waarin de overgeprotocolleerde zorg schreeuwt om een richtlijn ‘Hoe om te gaan met het woud aan richtlijnen’. Een protocol is een geheel van voorschriften en regels en bestaat uit richtlijnen, lijstjes en schema’s. Maar het is meer een bijsluiter van de onmacht geworden, waarmee we onveiligheid en onzekerheid bezweren. Ten onrechte, want protocollen zijn niet bedoeld als vervanging voor bewust nadenken en praten met patiënten over hun behoeften.
Uit onderzoek blijkt dat beginnende verpleegkundigen vaak terugvallen op protocollen, omdat ze houvast bieden. Logisch, een nieuweling ontbeert de kennis en ervaring om te weten wanneer zij of hij van een protocol af moet wijken. Het is alleen niet de bedoeling dat ze dat blijven doen, want ondanks de toenemende medisch-technologische ontwikkelingen is de klinische observatie van de verpleegkundige essentieel voor een goede behandeling van de patiënt. Het is een kerncompetentie: niet blind varen op protocollen en richtlijnen en op uitslagen van ondersteunende apparaten. Het is iets wat je door ervaring opdoet: het niet-pluisgevoel als belangrijk diagnostisch instrument. Ik heb het over het spontaan opkomend, alarmerend gevoel van alertheid.
Dus na het invoeren van tien minuten extra tijd, gaan we nog een stap verder: we gaan meer vertrouwen op de intuïtie van de verpleegkundige. Daar krijg ik een pluisgevoel bij.
Wil je reageren? Dat kan op onze facebookpagina: www.facebook.com/metzorg
__________________
Maart 2014
Afschaffen ORT en invoeren 12-uursdienst een zegen voor verpleging
Wat een geweldige doorbraak, we gaan de 12-uursdienst invoeren! Althans, als het aan de NVZ ligt, die heeft dit ingebracht als voorstel voor de komende onderhandelingen voor een nieuwe cao in de ziekenhuizen. Wat goed dat ze de ontwikkelingen in Verenigde Staten volgen, daar komt sowieso baanbrekend denkwerk vandaan.
Neem het maar van me aan, de invoering is een zegen. Als je namelijk je 36-(v)urige werkweek in drie dagen propt, is het werken zo voorbij en hou je 4 vrije dagen per week over. Of je neemt er een tweede baan bij. Als vervolgens ook nog de Onregelmatigheidstoeslag wordt afgeschaft zie ik nog meer mogelijkheden. Dat maakt namelijk de weg vrij voor het invoeren van de slaapdiensten, na een 12-urige werkdag blijf je gewoon slapen in je ziekenhuis. En als je daar dan weer een 12-uursdienst aan vastplakt, ben je nog korter van huis.
Je kunt kiezen voor het slapen bij een terminale patiënt, dan krijg je een zogenaamde palliatieve toelage. Maar je kunt ook kiezen voor alleen het meelopen met de nachtrondes, je wordt gewekt en kunt daarna gewoon weer doorslapen, dan krijg je een kleinere incontinentietoelage. Of je kiest voor het slapen met een (leuke) collega en wordt dan alleen gewekt bij calamiteiten, hier krijg je dan weer een teambuildingstoelage voor.
Overigens is het niet toevallig dat de start van de cao-onderhandelingen zo ongeveer samenvalt met de publicatie van de sterftecijfers van de ziekenhuizen. Altijd goed om te weten wat voor sterfhuisconstructie jouw ziekenhuis heeft, volgens deskundigen kun je aan het aantal doden de kwaliteit van zorg aflezen. Vlak voordat de sterftecijfers bekend werden, werd er een viertal onderzoeken gepresenteerd, die ook een inspiratiebron zijn geweest voor de komende cao-onderhandelingen.
Onderzoek 1. In de Verenigde Staten bleek uit onderzoek door artsen dat van slechts 40 procent van de behandelingen kan worden aangetoond dat ze zinvol zijn.
Onderzoek 2. Uit onderzoek in negen Europese ziekenhuizen blijkt dat hoe meer verpleegkundigen er werken en hoe hoger opgeleid ze zijn, hoe minder patiënten er sterven. Het verschil is 7% met de ziekenhuizen met minder en lager opgeleide verpleegkundigen.
Onderzoek 3. Uit het promotieonderzoek van drs. Kees Nachtegaal uit Puiflijk blijkt dat hoe minder artsen er aanwezig zijn in een ziekenhuis, hoe minder doden er vallen. Het niet komen opdagen van artsen of te laat komen blijkt vooral sterfgevallen te voorkómen.
Onderzoek 4. Opzienbarend onderzoek was er van een onderzoeksbureau uit Dodewaard, daaruit bleek dat als er minder patiënten worden opgenomen in ziekenhuizen, er minder patiënten overlijden.
De insteek bij de cao-onderhandelingen zal dus waarschijnlijk zijn: alleen verpleegkundigen in dienst, artsen alleen op afroep beschikbaar, en zo min mogelijk patiënten. En alleen dan is de afschaffing van de ORT en het invoeren van de 12-uursdienst en slaapdiensten wellicht een optie.
Alhoewel, bij een lage organisatiegraad en geringe actiebereidheid weet je het maar nooit.
Wil je reageren? Dat kan op onze facebookpagina: www.facebook.com/metzorg
_____________________
Februari 2014
Fuck Florence
“Fuck Florence”, dat stond op het meest omstreden spandoek van het jaar 1989. Het leidde zelfs tot een boze ingezonden brief in de Volkskrant van prinses Margriet. Mijn persoonlijke favoriet was een spandoek waarop, nadat er vele demonstraties en actiebijeenkomsten hadden plaatsgevonden, stond: “De lakens zijn bijna op”. Ik hoor je denken: “Waar gaat dit in hemelsnaam over?” Wel, deze maand is het 25 jaar geleden dat de onvrede onder verpleegkundigen en verzorgenden de koffiekamers en spoelkeukens uitknalde.
In 1988 was de politie aan het actievoeren voor meer loon. Op 18 november 1988 plaatste verpleegkundige Gaby Breuer een miniadvertentie in de Volkskrant: “Agenten verdienen weinig, verpleegkundigen nog minder. De tijd is rijp voor actie”. Ze zette haar telefoonnummer erbij. Twee dagen en vele telefoontjes (waaronder die van mij) later was de VIO (Verpleegkundigen In Opstand) een feit.
Overmoedig huurden we op 11 februari 1989 een zaal in de Jaarbeurs in Utrecht voor de eerste actiebijeenkomst. Er konden er 1000 in, vol trots zagen we m vollopen. Toen kwam er een paniekerige agent op ons af: ruim 5000 verpleegkundigen en verzorgenden stonden nog buiten, die wilden ook naar binnen. Er volgde een geïmproviseerde demonstratieve tocht door Utrecht.
We werden op slag wereldnieuws in Nederland. En helemaal nadat een stofhoestende vakbondsleider in het NOS-journaal een looneis bekendmaakte van 1,5%. De VVIO (de tweede V, voor verzorgenden, was er inmiddels aan toegevoegd) stelde vast dat de verpleging en verzorging 12% achterliep op vergelijkbare beroepen, en eiste 5%.
De VVIO bleek de lont in een kruitvat, en het waren niet langer de vakbonden die bepaalden hoe en wanneer er actie gevoerd werd, dat deden de verpleegkundigen en verzorgenden zelf. Zo werd er een Kamerlid een dag lang gefixeerd in een huiskamer in een verpleeghuis, werd er in plaats van in het wit in het zwart gewerkt, werden er kruispunten bezet met behulp van bedden. Er was een niet-meer-meedenken-met-de-arts-dag, er werden bakstenen opgestuurd naar het antwoordnummer van de werkgeversorganisatie, twee verpleegkundigen gingen zij aan zij heel langzaam rijden op de snelweg. Toen de acties de instellingen binnen drongen, reageerden de werkgevers en politici geschokt: de patiëntenzorg was nu in gevaar, dit vonden ze niet meer grappig. Maar de VVIO liet haar spierballen zien en reageerde: als er niets verandert, dan pas komt de patiëntenzorg werkelijk in gevaar.
Actievoeren, dát was soms niet zonder gevaar. Met name tijdens het bezetten van kruispunten kregen we last van oververhitte automobilisten die aanstalten maakten om op onze demonstratie in te rijden. Een beproefd recept was dan naar de betreffende automobilist toe te lopen, en hem te zeggen: “Ik ben heel goed in gezichten onthouden en de kans dat jij ooit wordt opgenomen in een ziekenhuis is best groot, lijkt me leuk om je daar te ontmoeten.” Met een pijnlijk lachje bonden ze dan stuk voor stuk in. Er werd een kort geding aangespannen tegen de VVIO door de KNAC en de Patiëntenfederatie, de binnenlandse veiligheidsdienst luisterde telefoons af bij een aantal VVIO-mensen en onderschepte hun post.
Er kwam een in scène gezette afsplitsing van de VVIO: de BRIO (de Buitengewone Radicalen In Opstand) die dreigde grote verkeersaders te gaan bezetten. Dat leverde meer politie dan demonstranten op. Er kwam geen blokkade, wel werd er gezellig met de politie koffie gedronken. Het oprichten van een politieke one-issuepartij werd overwogen en een 06 lijn (soort sekslijn van 1 gulden per minuut) waarnaar ’s nachts vanuit ziekenhuizen gebeld kon worden met opwindend VVIO-nieuws ging bijna de lucht in.
Ondertussen konden de media er geen genoeg van krijgen. De Witte Woede golfde over Nederland. Met het goede verhaal, een looneis van 5% en de vraag om erkenning wist de VVIO de sympathie van het Nederlandse publiek te winnen. Op het hoogtepunt van de acties stonden er 60.000 verpleegkundigen en verzorgenden op het Binnenhof. En de ingedutte vakbonden werden links en rechts ingehaald, ze waren het contact met hun achterban totaal verloren.
De acties leidden tot een beter cao-akkoord dan ooit te voren. Bovendien installeerde de regering naar aanleiding van de protesten de commissie-Werner, die met aanbevelingen kwam ter verbetering van de positie, de arbeidsomstandigheden en de opleidingen (waar onder andere V&VN uit voortgekomen is).
Ja, we waren creatief en slagvaardig. Ondanks het feit dat we geïntimideerd werden door werkgevers, vakbonden en zelfs de BVD, kon niemand om ons heen. Het is deze geschiedenis die ik met jullie wil delen, waarop ik trots ben en blij dat ik er deel van uitmaakte. Want als je erop googlet kom je niet verder dan een a4’tje bij het vakbondsmuseum en het Florence Nightingale Instituut. Alsof er niets gebeurd is. Alsof de zusters en broeders geen macht hadden en hebben. We zongen eind jaren 80, begin jaren 90 tijdens demonstraties “Wij zijn geen nonnen meer” en er was een spandoek met “Fuck Florence” om af te rekenen met ons vak uit roeping, af te rekenen met het ‘liefdewerk, oud papier’. Wij wilden gewoon betaald worden als iedere andere professional en eigenaar zijn van ons beroep.
Vraag het morgen maar eens aan die wat oudere collega: “Zeg, wat deed jij eigenlijk tijdens De Witte Woede?”, geheid dat je prachtige verhalen hoort over de acties, over de profilering en positionering van je beroep. Over hoe we de werkgevers, politici en vakbonden op de knieën kregen. En ik hoop dat je je dan bewust wordt van je macht. Vecht voor je vak!
Wil je reageren? Dat kan op onze facebookpagina: www.facebook.com/metzorg
___________________
Januari 2014
Prakkeserend verpleegkundige
Het voelt een beetje als een koude nieuwjaarsduik, want vanaf 1 januari 2014 mag ik officieel de titel van verpleegkundige niet meer dragen. Ik ben uit het BIG-register geschrapt, niet omdat ik een rekenfout heb gemaakt of mijn smartphone heb gebruikt zonder daarna mijn handen te wassen, maar omdat het ministerie van Volksgezondheid vindt dat mijn houdbaarheidsdatum verlopen is.
Ze hebben wel degelijk een punt, want ik ben al niet meer praktiserend sinds 1992, en ik mocht dus 21 jaar lang die mooie titel blijven dragen. 21 jaar, waarin ik me weliswaar onophoudelijk, ongevraagd en met passie met het beroep bemoeid heb, maar niet meer aan het bed stond. Ik heb er geen misbruik van gemaakt, niet gesuggereerd dat ik praktiserend was en er ook nooit mee gedreigd.
In de tijd van de Witte Woede (VVIO 1988-1991) heb ik mij hard gemaakt voor een verplichte herregistratie en ik sta er nog steeds achter, het is volgens mij de enige manier om de kwaliteit van werkzame verpleegkundigen te borgen. Eindelijk is er dus nu een Cito-toets die je, om voor herregistratie in aanmerking te komen, moet maken als je minder dan een dag per week gedurende vijf jaar gewerkt hebt. Haal je de toets niet, dan kun je het nog proberen met een scholingstraject. De kans is groot dat we hiermee verpleegkundigen kwijtraken die hun vak echt niet bijhouden, en dat is helemaal niet erg.
Maar die toets schijnt aan alle kanten te rammelen. Hoogleraar verplegingswetenschap en Chief Nursing Officer (CNO) Marieke Schuurmans (ze is belangrijkste adviseur van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) noemt de toets niet betrouwbaar en valide. Eerder startte een verpleegkundige al een petitie om aandacht te vragen voor de “onduidelijke en oneerlijke” toetsingsprocedure. En dat zou dus kunnen betekenen dat we ook onterecht collega’s kunnen verliezen.
Misschien ontstaat hierdoor wel een te kort aan praktiserende verpleegkundigen, waardoor we weer eens een mooie looneis kunnen formuleren. Maar meer waarschijnlijk is dat er dan als gevolg van het gerommel van de betrokkenen een generaal pardon komt voor alle niet praktiserend verpleegkundigen. En hoe gewenst dit ook zal zijn voor sommige verpleegkundigen, hierdoor worden we qua professionalisering weer jaren teruggeworpen.
Ondertussen kan ik maar niet wennen aan mijn nieuwe titel: Verpleegkundige (niet praktiserend). Zo zou mijn CV nog eens interessant kunnen worden, ik ben namelijk naast Verpleegkundige (niet praktiserend) ook Onderwaterlasser (niet praktiserend), Voorproever (niet praktiserend), Gelukskoekjesschrijver (niet praktiserend), Ademgeur-evalueerder (niet praktiserend). De afkorting N.P. went al helemaal niet, verwijst het naar: Niet Parkeren/Niet Plassen/Niet Paraat of naar de NobelPrijs?
Voortaan zet ik een P achter mijn titel: Verpleegkundige P, van Prakkeserend.